ECLI:NL:HR:1998:AA2357

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 augustus 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
33604
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • Bellaart
  • Van Brunschot
  • Meij
  • Van Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de belastingaanslag en winst uit onderneming van een architect

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die op 4 juli 1997 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1992 heeft bevestigd. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 995.008,--. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie instelde.

De Hoge Raad heeft de feiten vastgesteld en beoordeeld dat belanghebbende, sinds 1978 zelfstandig architect en projectontwikkelaar, in 1992 een voordeel van f 900.000,-- behaalde uit de verkoop van drie percelen grond. Deze percelen waren oorspronkelijk agrarisch bestemd, maar na wijziging van het bestemmingsplan was woningbouw gepland. De Inspecteur belastte dit voordeel als winst uit onderneming. Het Hof oordeelde dat er een voldoende verband bestond tussen het behaalde voordeel en de bedrijfsuitoefening van belanghebbende, omdat hij gebruik had gemaakt van specifieke kennis die hij als architect en projectontwikkelaar had opgedaan.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat het voordeel als winst uit onderneming moest worden aangemerkt. Klachten van belanghebbende tegen dit oordeel werden ongegrond verklaard. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk werd het beroep in cassatie verworpen, en het arrest werd op 31 augustus 1998 vastgesteld door de vice-president en de raadsheren, en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 4 juli 1997 betreffende de hem voor het jaar 1992 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1992 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opge legd naar een belastbaar inkomen van f 995.008,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep geko men bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen ´s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoog schrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan: Belanghebbende is sinds 1978 zelfstandig als architect werkzaam. Daarnaast houdt hij zich sinds 1984 bezig met projectontwikkeling. In dit kader heeft hij in twee fasen van het bestemmingsplan b te R (gemeente Q), aangevangen achtereenvolgens in november 1984 en oktober 1985, zorg gedragen voor de bouw van woningen. De activiteiten van belanghebbende bestonden uit het van de gemeente kopen van de grond, het verzorgen van de aansluitingen op gas, water, elektriciteit en kabel of C.A.I., alsmede het architectenwerk. Belanghebbende nam, totdat gegadigden voor de woningen waren gevonden, de bouwtermijnen voor zijn rekening. Daarna hield belanghebbende zich bezig met de bouw van twintig woningen in S (gemeente Q). Op 17 februari 1986 lag een ontwerp-structuurplan van de gemeente Q ter inzage. Het plan werd op 26 juni 1986 aangenomen. Op 24 januari 1986, 16 mei 1986 respectievelijk 13 maart 1987 kocht belanghebbende drie percelen grond, toen nog met een agrarische bestemming, op een gedeelte waarvan volgens het genoemde structuurplan woningbouw was gepland als vervolg op de wijk b. Na vele onderhandelingen met de gemeente is een wijziging van het bestemmingsplan tot stand gekomen, heeft belanghebbende de drie percelen grond aan de gemeente verkocht en heeft hij de ontwikkeling van de nieuwe wijk b verzorgd. De Inspecteur heeft het door belanghebbende bij de verkoop van genoemde percelen grond in 1992 behaalde voordeel, ten bedrage van f 900.000,--, als winst uit onderneming belast.
3.2. Ter beantwoording van de vraag of tussen het met genoemde verkoop behaalde resultaat en de be- drijfsuitoefening van belanghebbende zodanig verband bestaat dat het voordeel ten bedrage van f 900.000,-- als winst uit onderneming moet worden beschouwd, heeft het Hof geoordeeld dat belanghebbende de drie percelen grond heeft gekocht met aanwending van de kennis welke hij tevoren als architect en projectontwikkelaar ter plaatse had opgedaan ter wille van verder in het kader van zijn onderneming te ontwikkelen activiteiten. In dit oordeel ligt besloten dat belanghebbende voormeld voordeel slechts heeft kunnen behalen door gebruik te maken van specifieke kennis die hij in het kader van zijn ondernemingsactiviteiten had verworven. Uitgaande van dit feitelijke en niet onbegrijpelijke - en derhalve in cassatie niet met vrucht te bestrijden - oordeel heeft het Hof terecht geoordeeld dat genoemd voordeel dient te worden aangemerkt als winst uit onderneming. Klacht 2, die zich tegen dit oordeel richt, is derhalve ongegrond. Anders dan klacht 1 betoogt, is het Hof niet uitgegaan van een onjuiste verdeling van de bewijslast.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 31 augustus 1998 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Bellaart, Van Brunschot, Meij en Van Vliet, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.