ECLI:NL:HR:1998:AA2346
Hoge Raad
- Cassatie
- Wildeboer
- Beukenhorst
- Monné
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en liquidatie-uitkering
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 8 september 1997, betreffende de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1992. De belanghebbende ontving een aanslag naar een belastbaar inkomen van f 219.743, waarvan een deel belast was naar het bijzondere tarief van artikel 57, lid 2, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verlaagde de aanslag naar een belastbaar inkomen van f 214.279, met behoud van het bijzondere tarief voor een deel van het inkomen.
De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. In het cassatieberoep werden feiten aangevoerd die niet eerder voor het Hof waren ingediend, wat de Hoge Raad niet in overweging kon nemen, aangezien dit een feitelijk onderzoek zou vereisen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de BV waarvan de belanghebbende directeur/grootaandeelhouder was, feitelijk was ontbonden op 1 januari 1993. Dit oordeel was niet onjuist en kon niet met vrucht in cassatie worden bestreden.
De Hoge Raad concludeerde dat de Inspecteur terecht het bedrag van de reserves van de BV per 31 december 1992 had aangemerkt als liquidatie-uitkering, zoals bedoeld in artikel 25, lid 1, letter e, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Het standpunt van de belanghebbende dat er geen belaste voordelen zouden zijn zolang niet aan alle vereffeningseisen was voldaan, werd verworpen. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verwierp het beroep.