1. Feiten en procesverloop
1.1. Het beroep in cassatie is gericht tegen de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam (hierna: het Hof) van 14 juli 1995, nr. 93/3197. Het is ingesteld door de belanghebbende.
1.2. De belanghebbende exploiteert een openbare bibliotheek te Z.
1.3. In maart 1991 werd vanwege de belanghebbende aan een ambtenaar van de inspectie omzetbelasting te P meegedeeld, dat het vermoeden was gerezen, dat de - inmiddels ontslagen - directeur van de belanghebbende 'onregelmatigheden' had gepleegd bij het indienen van aangiften omzetbelasting van de belanghebbende. Er volgde een onderzoek door de FIOD en de Gemeentepolitie te S.
1.4.Tegenover de FIOD/de politie hebben bestuursleden van de belanghebbende verklaard dat het tot de taak van de directeur behoorde om de aangiften omzetbelasting te verzorgen en te ondertekenen. De (ex-)directeur heeft tegenover de FIOD/de politie verklaard, dat hij een viertal aangiften omzetbelasting inzake de jaren 1988, 1989 en 1990 zodanig had aangepast dat in totaal ƒ 380.000,- te veel aan omzetbelasting is terugbetaald.
1.5. Volgens het Hof heeft de directeur zich de bewuste bedragen 'na betaling daarvan aan belanghebbende (…) toegeëigend'.
1.6. Op basis van dat onderzoek door FIOD en politie heeft de inspecteur van de eenheid van de Belastingdienst Ondernemingen te P (de Inspecteur) aan de belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van ƒ 380.000,-.
1.7. Na tegen die aanslag tevergeefs bezwaar te hebben gemaakt, is de belanghebbende in beroep gekomen bij het Hof. Zij voerde daarbij onder andere aan, dat de Inspecteur naheffingsaanslag gelet op art. 20, lid 2, tweede volzin Algemene wet inzake rijksbelastingen niet aan haar had moeten opleggen, maar aan de (ex-)directeur.
1.8. Het Hof heeft die stelling afgewezen en heeft de uitspraak van de Inspecteur op het
bezwaarschrift (waarbij hij de naheffingsaanslag handhaafde) bevestigd.
1.9. In cassatie herhaalt de belanghebbende haar stelling, dat de naheffingsaanslag ten onrechte aan haar is opgelegd en niet aan haar voormalige directeur.
1.10. De staatssecretaris van Financiën (de Staatssecretaris) heeft een vertoogschrift ingediend.
1.11. De zaak is voor de belanghebbende op 23 oktober 1996 pro forma bepleit door mr J.H. Sassen, advocaat te Arnhem.
2. Aansprakelijkheid naar civiel recht
2.1. Aansprakelijkheid voor fouten van ondergeschikten.
2.1.1. Art. 6:170, lid 1 BW houdt in:
“1. Voor schade, aan een derde toegebracht door een fout van een ondergeschikte, is degene in wiens dienst de ondergeschikte zijn taak vervult aansprakelijk, indien de kans op de fout door de opdracht tot het verrichten van deze taak is vergroot en degene in wiens dienst hij stond, uit hoofde van hun desbetreffende rechtsbetrekking zeggenschap had over de gedragingen waarin de fout was gelegen."
2.1.2. In de jaren waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft, gold nog art. 1403, lid 3 (oud) BW , maar het huidige BW bracht op dit punt geen verandering.
2.1.3. Onder “fout” is te verstaan een gedraging die als een onrechtmatige daad aan de dader kan worden toegerekend. Vereist is een zgn. ‘functioneel verband’ tussen de fout en de aan de ondergeschikte opgedragen taak. Dat vergt een feitelijk oordeel. Het verband werd bij voorbeeld aanwezig geacht in het geval van verduistering door een postbeambte van gelden, bestemd voor inleg op een (post)spaarrekening , maar bij voorbeeld niet in het geval van uitzonderlijke, op verzoek van een cliënt verrichte transacties met zwart geld door een bankbediende .
2.1.4. De aansprakelijkheid op grond van art. 6:170 BW is een risico-aansprakelijkheid. Dit houdt in, dat een werkgever zich niet aan de aansprakelijkheid kan onttrekken door aan te tonen dat hij niet in gebreke is gebleven bij het te houden toezicht of bij het aanstellen van personeel.
2.2. Aansprakelijkheid voor fouten van vertegenwoordigers
2.2.1. Art. 6:172 BW luidt:
"Indien een gedraging van een vertegenwoordiger ter uitoefening van de hem als zodanig toekomende bevoegdheden een fout jegens een derde inhoudt, is ook
de vertegenwoordigde jegens de derde aansprakelijk."