gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 4 september 1997 betreffende na te melden aan hem voor het jaar 1996 opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Alkmaar.
1. Aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1996 wegens het genot krachtens zakelijk recht en het feitelijke gebruik van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als a-straat 1 te Z, op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Alkmaar opgelegd naar een heffingsgrondslag van f 278.000,--, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het Hoofd van de afdeling Belastingen van de gemeente Alkmaar (het Hoofd) zijn gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van het Hoofd in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de klacht 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Teneinde een geschil over de door de gemeente Alkmaar voor de onroerendezaakbelastingen gehanteerde waarde van een aantal vergelijkbare panden te beslechten, is in een door de gemeente en A getekende overeenkomst bepaald dat twee taxateurs in onderling overleg zouden beoordelen of het nabij gelegen pand a- straat 1 representatief was voor de overige hier bedoelde panden waaronder dat van belanghebbende en, als dat het geval was, dit representatieve pand zouden taxeren. Wanneer de getaxeerde waarde lager zou liggen dan de door de gemeente Alkmaar voor het jaar 1995 vastgestelde waarde, zou ingevolge de overeenkomst "de waarde van alle tot het complex behorende woningen naar ratio van deze verlaging en met inachtneming van onderlinge verschillen (worden) verlaagd. De taxateurs dragen er in dit geval zorg voor, dat een ondubbelzinnige vertaling van de taxatie naar de andere panden in dit complex mogelijk is". De taxateurs hebben de waarde van het representatieve pand (a-straat 1) bepaald op f 275.000,-- (dit is f 20.000,-- lager dan de oorspronkelijk door de gemeente Alkmaar gehanteerde waarde). Voorts hebben de taxateurs in hun "waardeverklaring" van 25 september 1995 vermeld: "De overige terzake doende vastgestelde waarden van de registergoederen betreffende (...) a-straat blijven onverkort gehandhaafd". 3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat, daargelaten of de door A gesloten overeenkomst als mede ten name van belanghebbende gesloten kan worden aangemerkt, belanghebbende aan de inhoud van die overeenkomst niet het vertrouwen kon ontlenen dat de waarde van belanghebbendes woning - die hij op zich zelf juist acht - zou worden verminderd naar rato van de verlaging van de waarde van het pand a-straat 1. 3.3. Belanghebbende klaagt terecht over dit oordeel. In het zich hier voordoende geval dat de taxateurs de waarde van a-straat 1 op een lager bedrag dan f 295.000,-- zouden vaststellen, zou volgens de overeenkomst de waarde van belanghebbendes woning immers naar evenredigheid worden verlaagd. Weliswaar zou de waardeverlaging in dat geval mede "met inachtneming van onderlinge verschillen" geschieden, maar blijkens uitspraak van het Hof en de stukken van het geding is niet aangevoerd dat zodanige verschillen bestonden dat die het achterwege laten van enige waardeverlaging zouden kunnen verklaren; de uitspraak en de stukken bevatten daarvoor ook geen aanwijzing. Ook het feit dat de taxateurs in hun "waardeverklaring" de aan het van 3.1. aangehaalde zin hebben opgenomen, kan zonder nadere, door het Hof niet gegeven motivering niet verklaren dat belanghebbende in dit geval aan de overeenkomst niet het vertrouwen op enige verlaging van de waarde van zijn woning kon ontlenen. Daarbij verdient opmerking dat, naar in cassatie is gebleken en door belanghebbende is aangevoerd, het Hof in een zaak betreffende een van de andere in de overeenkomst bedoelde panden heeft geoordeeld dat de belastingplichtige in die zaak wel aan de overeenkomst het vertrouwen mocht ontlenen dat de waarde van zijn woning lager zou worden vastgesteld.
3.4. De klacht is gegrond. Verwijzing moet volgen. De overige klachten behoeven geen behandeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. De vraag of in verband met de behandeling van het geding voor het Hof aan belanghebbende een vergoeding voor proceskosten dient te worden toegekend, zal door het verwijzingshof moeten worden beoordeeld.
5. Beslissing De Hoge Raad: - vernietigt de uitspraak van het Hof, - verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest, en - gelast dat door het Hoofd aan belanghebbende wordt vergoed het door deze terzake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 315,--, alsmede het bij het Hof gestorte griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor het Hof ten bedrage van f 75,--, derhalve in totaal f 390,--.
Dit arrest is op 7 oktober 1998 vastgesteld door de raadsheer Fleers als voorzitter, en de raadsheren Pos en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Dekker-Barendse, en op die datum in het openbaar uitgesproken.