gewezen op het beroep in cassatie van het Hoofd van de afdeling Belastingen van de gemeente Alkmaar (hierna: het Hoofd) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 17 juli 1997 betreffende de aan X te Pakistan voor het jaar 1996 opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Alkmaar.
1. Aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1996 wegens het genot krachtens zakelijk recht en het feitelijke gebruik van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als a-straat 1 te Z, op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Alkmaar opgelegd naar een heffingsgrondslag van f 276.000,--, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het Hoofd zijn gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van het Hoofd in beroep gekomen bij het Hof. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de aanslagen verminderd tot aanslagen naar een heffingsgrondslag van f 257.000,--.
2. Geding in cassatie Het Hoofd heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van het middel 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Teneinde een geschil over de door de gemeente Alkmaar gehanteerde waarde van belanghebbendes pand en een aantal vergelijkbare panden te beslechten, zijn partijen op 25 augustus 1995 overeengekomen dat twee taxateurs in onderling overleg zouden beoordelen of het nabij gelegen pand a-straat 2 representatief was voor de overige hier bedoelde panden waaronder dat van belanghebbende en, als dat het geval was, dit representatieve pand zouden taxeren. Wanneer de getaxeerde waarde lager zou liggen dan de door de gemeente Alkmaar voor het jaar 1995 vastgestelde waarde, zou ingevolge de overeenkomst "de waarde van alle tot het complex behorende woningen naar rato van deze verlaging en met inachtneming van onderlinge verschillen worden verlaagd. De taxateurs dragen er in dit geval zorg voor, dat een ondubbelzinnige vertaling van de taxatie naar de andere panden in dit complex mogelijk is". De taxateurs hebben de waarde van het representatieve pand (a-straat 2) bepaald op f 275.000,- - (dit is f 20.000,-- lager dan de oorspronkelijk door de gemeente Alkmaar gehanteerde waarde). Voorts hebben de taxateurs in hun "waardeverklaring" van 25 september 1995 vermeld: "De overige terzake doende vastgestelde waarden van de registergoederen betreffende (...) a- straat blijven onverkort gehandhaafd". 3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende aan de overeenkomst van 25 augustus 1995 het vertrouwen mocht ontlenen dat de waarde van zijn woning zou worden vastgesteld met inachtneming van het feit dat de door partijen aangewezen taxateurs de waarde van a-straat 2 hadden vastgesteld op een bedrag dat f 20.000,-- lager lag dan de door de gemeente Alkmaar gehanteerde waarde van f 295.000,-- en derhalve op f 275.000,--. 3.3. Het Hoofd klaagt terecht over onbegrijpelijkheid van dit oordeel, dat erop neerkomt dat belanghebbende de overeenkomst aldus heeft mogen opvatten dat in het zich hier voordoende geval dat de taxateurs de waarde van a-straat 2 op een lager bedrag dan f 295.000,-- zouden vaststellen, de waarde van de woning van belanghebbende naar evenredigheid zou worden verlaagd. In aanmerking genomen dat een eventuele waardeverlaging van de woning van belanghebbende ingevolge de overeenkomst mede zou geschieden 'met inachtneming van onderlinge verschillen', valt immers zonder nadere, door het Hof niet gegeven motivering niet in te zien dat naar de bedoeling van partijen verlaging van de waarde van a-straat 2 zonder meer zou leiden tot een evenredige verlaging van de waarde van de woning van belanghebbende. Onderdeel 1 van het middel is derhalve gegrond. Verwijzing moet volgen. De overige onderdelen behoeven geen behandeling. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. De vraag of aan belanghebbende voor de kosten in verband met de behandeling van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend, zal door het verwijzingshof worden beoordeeld.
5. Beslissing De Hoge Raad: - vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, - verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is op 30 september 1998 vastgesteld door de raadsheer Fleers als voorzitter, en de raadsheren Pos en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Boorsma, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Door de Griffier van de Hoge Raad zal aan de gemeente Alkmaar worden terugbetaald het ter zake van de vervanging van de mondelinge uitspraak bij het Hof gestorte bedrag van f 150,--.