ECLI:NL:HR:1998:AA2301

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 september 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
33668
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • A. Bellaart
  • M. van der Putt-Lauwers
  • F. van Brunschot
  • M. van Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 augustus 1997. De zaak betreft een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende, een natuurlijke persoon, was opgelegd. Aan belanghebbende was aanvankelijk een belastbaar inkomen van f 145.438,-- vastgesteld, maar dit werd later verhoogd naar f 305.438,-- zonder verhoging. Na bezwaar tegen deze navorderingsaanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarop belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en de navorderingsaanslag, wat leidde tot het cassatieberoep van de Staatssecretaris.

In cassatie werd vastgesteld dat het aandelenkapitaal van de vennootschap waar belanghebbende aandelen in bezat, tot 31 december 1986 uit verschillende soorten aandelen bestond. Belanghebbende had sinds 29 december 1986 aandelen A, B en C in bezit. Na een statutenwijziging op 31 december 1986 werd het onderscheid tussen de aandelen opgeheven en vond er een terugbetaling van aandelenkapitaal plaats. De Inspecteur rekende een bedrag van f 160.000,-- tot het inkomen van belanghebbende, stellende dat de agioreserve fiscaal niet erkend diende te worden en dat het uitgegeven aandelen als dividend moest worden aangemerkt.

Het Hof oordeelde echter dat de nominale waarde van de aan belanghebbende uitgegeven aandelen niet als dividend kon worden beschouwd, omdat het gestorte kapitaal tot een bepaald bedrag behouden was gebleven. De Hoge Raad oordeelde dat het middel van cassatie faalde, aangezien het Hof op goede gronden een juiste beslissing had gegeven. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op f 2.840,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is op 30 september 1998 uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ´s-Gravenhage van 8 augustus 1997 betreffende na te melden aan X te Z opgelegde na vorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende, die aanvankelijk in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1992 was aangeslagen naar een belastbaar inkomen van f 145.438,--, is over dat jaar een navorderings aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 305.438,--, zonder verhoging, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep geko men bij het Hof, dat deze uitspraak alsmede de navorderingsaanslag heeft vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak be roep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van het middel van cassatie 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan: Het aandelenkapitaal van U B.V. (hierna: de vennootschap) bestond tot 31 december 1986 uit 12 aandelen A, 12 aandelen B, 12 aandelen C en 3728 aandelen D, elk van f 1.000,-- nominaal. Belanghebbende bezat sinds 29 december 1986 de aandelen A, B en C. Bij akte van statutenwijziging van 31 december 1986 is het onderscheid tussen de geplaatste aandelen A, B en C opgeheven. Voorts zijn de coupures van de aandelen D, welke tot genoemde datum werden gehouden door S B.V., verkleind tot nihil. In verband met deze afstempeling is aan de aandeelhouder een terugbetaling van aandelenkapitaal gedaan van f 465,-- per aandeel. Voorts is per afgestempeld aandeel een bedrag van f 61,17 aangewend voor de afboeking van een verlies van de vennootschap. Het bij deze coupurevermindering per aandeel resterende bedrag van f 473,83 is, overeenkomstig het besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van de vennootschap, sedert 31 december 1986 boekhoudkundig verantwoord als agioreserve. Op 1 oktober 1992 heeft de vennootschap ten laste van deze agioreserve 160 aandelen, elk aandeel nominaal groot f 1.000,--, uitgereikt aan belanghebbende. De Inspecteur heeft deswege een bedrag van f 160.000,-- tot het inkomen van belanghebbende gerekend, zich op het standpunt stellende dat de ter zake van de coupure- vermindering gevormde agioreserve fiscaal niet erkend dient te worden, zodat het nominale bedrag van de uitgegeven aandelen als door belanghebbende genoten dividend op grond van artikel 29, lid 1, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) moet worden aangemerkt.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld: dat voorzover de afstempeling van de aandelen D gepaard is gegaan met de terugbetaling van kapitaal, het gestorte kapitaal van de vennootschap is verminderd met het bedrag van de kapitaalterugbetaling; dat hetzelfde geldt voorzover de afstempeling van de aandelen D gepaard is gegaan met verliesafboeking, omdat het oorspronkelijk op de aandelen D gestorte kapitaal tot het bedrag van de verliesafboeking boekhoudkundig op 31 december 1986 verloren is gegaan; dat tot een bedrag van f 473,83 per aandeel D, in totaal een bedrag van afgerond f 1.766.438,--, evenwel het op deze aandelen gestorte kapitaal voor de toepassing van de artikelen 24 en volgende van de Wet behouden is gebleven; dat het gestorte kapitaal immers tot dit bedrag noch aan de aandeelhouder is terugbetaald, noch in verband met de afboeking van door de vennootschap geleden verliezen is afgeschreven, terwijl de vennootschap dit bedrag van f 1.766.438,--, door het boekhoudkundig te verantwoorden als agioreserve, als gestort kapitaal heeft gehandhaafd. Hiervan uitgaande heeft het Hof geoordeeld, dat de nominale waarde van de aan belanghebbende uitgereikte aandelen, ten bedrage van f 160.000,--, niet als dividend is te beschouwen.
3.3. Het middel, dat zich tegen deze oordelen richt, faalt, aangezien het Hof op goede gronden een juiste beslissing heeft gegeven.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht termen aanwezig om ten aanzien van de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het geding in cassatie redelijkerwijs heeft moeten maken, te beslissen als hierna zal worden vermeld.
5. Beslissing De Hoge Raad: verwerpt het beroep; veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op f 2.840,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is op 30 september 1998 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Bellaart, Van der Putt-Lauwers, Van Brunschot, en Van Vliet, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt ter zake van het door hem ingestelde beroep in cassatie een recht geheven van f 315,--.