gewezen op het beroep in cassatie van X, wonende te Z, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 5 februari 1996 betreffende de hierna te noemen beschikking als bedoeld in artikel 52, lid 1, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 inzake de verrekening van het verlies over het jaar 1988 met het inkomen over het jaar 1985.
1. 1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof 2. De Inspecteur heeft, nadat blh over het jaar 1988 aangifte had gedaan naar een belastbaar inkomen van negatief f.77.752,-, het belastbare inkomen vastgesteld op negatief f.7022,- en dit verlies bij beschikking van 25 oktober 1991 verrekend met het inkomen van belanghebbende over 1985. 3. De Inspecteur heeft het door belanghebbende tegen die beschikking gemaakte bezwaar afgewezen. 4. Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. 5. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
6. 2. Geding in cassatie 7. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 8. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend. 9. De Advocaat-Generaal Ilsink heeft op 28 januari 1998 geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
10. 3. Beoordeling van het middel 3.11. 3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende heeft op 20 oktober 1988 tegen een prijs van f 68.470,-- het tijdelijk recht van vruchtgebruik gekocht van een aantal obligaties. Dit vruchtgebruik heeft zij op 29 december 1988 verkocht aan een door haar bestuurde en beheerste vennootschap. De verkoop is geschied 'voor de prijs van f 70.000,-- welke de verkoper verklaart van de koper te hebben ontvangen middels de tussen partijen aangegane overeenkomst van levensverzekering.' Deze, eveneens op 29 december 1988 gesloten, overeenkomst van levensverzekering houdt onder meer in dat het te zijner tijd ter beschikking komende kapitaal zal worden aangewend voor de aankoop van een lijfrente en dat belanghebbende 'de koopsom ad 3.12. f 70.000,-- voor de aankoop van de rechten ex artikel 3 (zal) voldoen door overdracht aan de schuldenaar van het aan partijen genoegzaam bekende recht van vruchtgebruik'. Bij haar aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 1988 heeft belanghebbende genoemd bedrag van 3.13. f 68.470,-- in mindering op haar inkomen gebracht. De Inspecteur heeft deze aftrekpost niet aanvaard. 3.14. 3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de omstandigheiddat het bedrag van f 70.000,-- op grond van artikel 32 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, tekst 1988, (hierna: de Wet) van belastingheffing is vrijgesteld aan aftrek van het bedrag van f.68.470,- in de weg staat omdat onder 'aan inkomsten is genoten' in artikel 38, lid 2, van de Wet moet worden verstaan: 'in het belastbare inkomen is begrepen'. Tegen dit oordeel is het middel gericht. 3.15. 3.3. De door belanghebbende bij de vervreemding van het vruchtgebruik op 29 december 1988 ontvangen tegenprestatie vormt, gelijk ook besloten ligt in de uitspraak van het Hof, een stamrecht in de zin van artikel 32, lid 1, van de Wet. Zoals is uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.2. en 4.3., moet genoemd artikel 32, lid 1 zo worden opgevat, dat deze bepaling de werking van onder meer artikel 31, lid 1, van de Wet inperkte in die zin dat - voorzover in cassatie van belang - een zodanig stamrecht niet behoorde tot 'de inkomsten' als bedoeld in laatstgenoemd artikellid. 3.16. 3.4. Nu bij de vervreemding van het vruchtgebruik derhalve ingevolge artikel 32 van de Wet, zoals dat toen luidde, geen inkomsten zijn genoten heeft het Hof gelet op het bepaalde in artikel 38, lid 2, van de Wet terecht de uitspraak van de Inspecteur op het bezwaarschrift bevestigd. Het middel faalt derhalve.
17. 4. Proceskosten 18. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
19. 5. Beslissing 20. De Hoge Raad verwerpt het beroep.
21. Dit arrest is op 10 augustus 1998 vastgesteld door de vice-president Stoffer, en de raadsheren Zuurmond, Fleers, Pos en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Boorsma, en op die datum in het openbaar uitgesproken.Nr. 32.089 Mr Ilsink
Derde Kamer B Conclusie inzake:
Inkomstenbelasting 1988 X
Parket, 28 januari 1998 tegen
de Staatssecretaris van Financiën
Edelhoogachtbaar College,