ECLI:NL:HR:1998:AA2292

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 juni 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
33683
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Zuurmond
  • P. Pos
  • A. Beukenhorst
  • M. Monné
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof over aanslag inkomstenbelasting en extra stookkosten

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, die betrekking heeft op de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994 van belanghebbende, aangeduid als X. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de oorspronkelijke aanslag, die was vastgesteld op een belastbaar inkomen van f 75.144. Na het bezwaar werd de aanslag door de Inspecteur verlaagd, maar het Hof heeft deze uitspraak verder verminderd tot een belastbaar inkomen van f 74.607. De Staatssecretaris van Financiën heeft hiertegen cassatie ingesteld.

Belanghebbende lijdt aan progressieve spierdystrofie Kugelberg-Welander, wat leidt tot een slechte bloedcirculatie en warmteregulatie. Op advies van een arts heeft hij extra stookkosten van f 537,-- opgevoerd als buitengewone last in zijn aangifte. De Inspecteur heeft deze kosten echter niet in aftrek toegestaan. Het Hof oordeelde dat deze extra stookkosten als uitgaven voor hulpmiddelen moesten worden aangemerkt, omdat de belanghebbende niet in staat is om zelf de benodigde warmte te produceren.

De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat alleen stoffelijke voorwerpen als hulpmiddelen kunnen worden aangemerkt volgens de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De extra stookkosten zijn geen uitgaven voor hulpmiddelen in de zin van de wet, en daarom kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van de Inspecteur en vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht. De proceskosten worden niet toegewezen.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 29 augustus 1997 betreffende de aan X te Z voor het jaar 1994 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f 75.144,--. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van f 74.607,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie.
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende lijdt aan progressieve spierdystrofie Kugelberg-Welander. Deze ziekte brengt met zich dat belanghebbendes lichaam een slechte bloedcirculatie en daarmee samenhangend een slechte warmteregulatie heeft. Belanghebbende is daarom door een arts geadviseerd zijn omgevingstemperatuur (huis) op 24- 25°C te houden. Bij zijn aangifte heeft belanghebbende een bedrag van f 537,-- ter zake van extra stookkosten als buitengewone last in mindering op zijn inkomen gebracht. De Inspecteur heeft deze kosten niet in aftrek toegestaan. 3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat als het menselijk lichaam zelf niet in staat is de voor zijn normaal functioneren benodigde warmte te produceren zodat die warmte van buitenaf moet worden toegevoerd - zoals te dezen het geval is -, de kosten verbonden aan de daarvoor nodige extra warmteproductie (waaraan gezonde mensen geen behoefte hebben) als uitgaven voor hulpmiddelen in de zin van artikel 46, lid 1, letter b, in verbinding met lid 3, letter a, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) moeten worden aangemerkt. Naar 's Hofs oordeel moet de gevraagde aftrek van f 537,-- ter zake van de extra stookkosten dus worden verleend. Tegen dit oordeel keert zich het middel. 3.3. Het middel wordt terecht voorgesteld. Slechts een stoffelijk voorwerp kan een hulpmiddel in de zin van artikel 46, lid 3, letter a, van de Wet zijn. De extra stookkosten die noodzakelijk zijn om een hogere dan gebruikelijke omgevingstemperatuur in stand te houden, vormen dan ook naar hun aard geen uitgaven voor hulpmiddelen in evenvermelde zin. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. De uitspraak van de Inspecteur moet worden bevestigd.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad: - vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en - bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.
Dit arrest is op 3 juni 1998 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Pos, Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Boorsma, en op die datum in het openbaar uitgesproken. Door de Griffier van de Hoge Raad zal aan de Staatssecretaris van Financiën worden terugbetaald het ter zake van de vervanging van de mondelinge uitspraak bij het Hof gestorte bedrag van f 150,--.