ECLI:NL:HR:1998:AA2275

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 december 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
34027
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • Fleers
  • Pos
  • Monné
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over kostenveroordeling bij intrekking beroep in belastingzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 1998 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door belanghebbende X tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verzoek tot veroordeling in de proceskosten na de intrekking van een beroep tegen een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, waarna de Inspecteur deze had verminderd. Na de toezegging van de Inspecteur om de aanslag verder te verminderen, heeft belanghebbende haar beroep bij het Hof ingetrokken, maar verzocht om een afzonderlijke kostenveroordeling. Het Hof heeft dit verzoek afgewezen, wat leidde tot de cassatieprocedure.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het Hof ten onrechte het verzoek om kostenveroordeling heeft afgewezen. De Hoge Raad oordeelt dat de vraag of de Inspecteur belanghebbende tegemoet is gekomen in de zin van artikel 5aa van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken (Warb) pas kan worden beantwoord nadat de Hoge Raad in een vergelijkbare zaak uitspraak heeft gedaan. De Hoge Raad heeft daarom de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.

Daarnaast heeft de Hoge Raad de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op f 177,50 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en heeft hij gelast dat het griffierecht van f 315,-- aan belanghebbende wordt vergoed. Deze uitspraak benadrukt het belang van de proceskostenveroordeling in belastingzaken en de voorwaarden waaronder deze kan worden toegewezen.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 december 1997 op het verzoek van belanghebbende tot een veroordeling in de proceskosten in verband met het intrekken van een beroep, zoals voorzien in artikel 5aa van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken (hierna: Warb).
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1996 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak door de Inspecteur is verminderd. Belanghebbende heeft een aanvankelijk bij het Hof ingesteld beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur ingetrokken na de toezegging van de Inspecteur de aanslag te zijner tijd te verminderen als de Hoge Raad in een lopende vergelijkbare zaak een voor de belastingplichtige gunstige uitspraak zal doen. Bij de intrekking heeft belanghebbende tevens verzocht een afzonderlijke kostenveroordeling uit te spreken. Het Hof heeft dat verzoek afgewezen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft haar gemotiveerde beroepschrift in cassatie na afloop van de wettelijke termijn voor beroep in cassatie aangevuld bij een op 2 februari 1998 ter griffie van het Hof ingekomen brief, gedagtekend 2 februari 1998. Op deze aanvulling kan geen acht worden geslagen, nu de wet niet de mogelijkheid biedt een zodanig stuk in te brengen. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. Het Hof heeft het verzoek afgewezen op de grond dat het de Inspecteur in een vergelijkbare zaak in het gelijk heeft gesteld. De klachten bestrijden dit oordeel terecht: beslissend is of de Inspecteur belanghebbende is tegemoetgekomen in de zin van artikel 5aa van de Warb en daarover geeft deze redengeving geen uitsluitsel. De vraag of de Inspecteur belanghebbende in deze zaak is tegemoetgekomen in deze zin, valt pas te beantwoorden nadat de Hoge Raad in de door partijen bedoelde vergelijkbare zaak arrest zal hebben gewezen en de Inspecteur dienovereenkomstig al dan niet de aanslag zal hebben verminderd. In een zodanig geval dient een hof - tenzij de partijen een andere afspraak daarover maken of de inspecteur een toezegging terzake doet - de uitspraak op een verzoek als dit aan te houden totdat bedoelde vraag kan worden beantwoord. 3.2. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
4.Proceskosten De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
5.Beslissing De Hoge Raad, - vernietigt de uitspraak van het Hof, - verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest, - veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op f 177,50 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en
- gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 315,--.
Dit arrest is op 23 december 1998 vastgesteld door de raadsheer Fleers als voorzitter, en de raadsheren Pos en Monné in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Bolle, en op die datum in het openbaar uitgesproken.