ECLI:NL:HR:1998:AA2264
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- De Moor
- Van Vliet
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en huurovereenkomst
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Stichting X tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die betrekking heeft op een naheffingsaanslag in de omzetbelasting. De naheffingsaanslag, opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1994 tot en met 31 maart 1996, bedroeg f 500.990,-- en werd na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. De Stichting X ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde. De Stichting X heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad beoordeelt de klachten van de Stichting X en komt tot de conclusie dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat er op 31 maart 1995, 18.00 uur, geen huurovereenkomst tot stand was gekomen tussen de Stichting X en de Vereniging A, ondanks de intentie om de nieuwbouw te verhuren. Dit oordeel van het Hof geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de Stichting X niet kunnen leiden tot cassatie, omdat het Hof correct heeft vastgesteld dat de bepalingen van de Wet van 18 december 1995 niet van toepassing zijn.
Wat betreft de proceskosten oordeelt de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de Stichting X, en dit arrest is op 9 december 1998 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen, samen met de raadsheren De Moor en Van Vliet, en in het openbaar uitgesproken.