ECLI:NL:HR:1997:ZD0700

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 mei 1997
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
711-96-V
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • H. Haak
  • A. Davids
  • M. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van maximumsnelheid buiten bebouwde kom bij wegwerkzaamheden en de rechtsgeldigheid van verkeersborden

In deze zaak, die op 6 mei 1997 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om de vraag of een administratieve sanctie kan worden opgelegd voor het overschrijden van de maximumsnelheid buiten bebouwde kom bij wegwerkzaamheden, ondanks dat het verkeersbord in strijd met wettelijke voorschriften zou zijn geplaatst. De betrokkene had beroep in cassatie ingesteld tegen de beslissing van de Kantonrechter te Dordrecht, die zijn beroep ongegrond had verklaard. De Kantonrechter had geoordeeld dat de administratieve sanctie terecht was opgelegd, ondanks de stelling van de betrokkene dat het verkeersbord niet volgens de geldende voorschriften was geplaatst.

De Hoge Raad oordeelt dat artikel 62 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV) 1990 een gedragsregel vaststelt die weggebruikers verplicht om gevolg te geven aan verkeerstekens die gebod of verbod inhouden, ongeacht of deze verkeerstekens al dan niet met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke voorschriften zijn geplaatst. Dit betekent dat het niet aan de weggebruiker is om te beoordelen of een verkeersbord terecht is geplaatst. De Hoge Raad benadrukt dat ook vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid deze beoordeling niet aan de weggebruiker kan worden overgelaten. De Hoge Raad concludeert dat de opvatting van de betrokkene onjuist is en dat de Kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de administratieve sanctie kon worden opgelegd.

De Hoge Raad verwerpt het beroep van de betrokkene, waarmee de beslissing van de Kantonrechter in stand blijft. Dit arrest bevestigt de noodzaak voor weggebruikers om verkeersborden te respecteren, ongeacht de omstandigheden waaronder deze zijn geplaatst, en onderstreept het belang van verkeersveiligheid.

Uitspraak

6 mei 1997
Strafkamer nr. 711-96-V
CJIB 11214424
AB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest op het beroep in cassatie tegen de beslissing van de Kantonrechter te Dordrecht van 11 september 1996 betreffende: [betrokkene], wonende te [woonplaats].
1. De beslissing van de Kantonrechter
De Kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard.
De beslissing van de Kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de Kantonrechter beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Officier van Justitie heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van de bestreden
3.1. Bij inleidende beschikking is aan de betrokkene een administratieve sanctie opgelegd ter zake van "overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A1); > 10 t/m 15 km per uur".
3.2. Aan het beroep van de betrokkene ligt kennelijk de opvatting ten grondslag dat de door hem gestelde omstandigheid dat het desbetreffende bord in strijd met de daarvoor geldende wettelijke voorschriften is geplaatst, zou meebrengen dat de administratieve sanctie ten onrechte is opgelegd.
3.3. Deze opvatting is onjuist. Art. 62 RVV 1990 stelt vast de gedragsregel dat weggebruikers verplicht zijn gevolg te geven aan verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden, zonder dat onderscheid wordt gemaakt of de verkeerstekens al dan niet met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke voorschriften zijn geplaatst, dat wil zeggen - voorzover ten deze van belang - of het verkeersbord betrekking heeft op een situatie die beantwoordt aan hetgeen daaromtrent is voorgeschreven. Het staat dan ook niet ter beoordeling van de weggebruiker of een verkeersbord overeenkomstig de voorschriften en terecht is geplaatst. Ook op grond van eisen van verkeersveiligheid kan een dergelijke beoordeling niet worden overgelaten aan de weggebruiker, doch is het veeleer geboden dat deze, ook al mocht hij persoonlijk van oordeel zijn dat het bord ten onrechte is geplaatst, gevolg geeft aan dat verkeersteken, reeds omdat valt aan te nemen dat andere weggebruikers veelal daarop zullen rekenen. Een uitzondering - welke de Kantonrechter in dit geval kennelijk en niet onbegrijpelijk niet aanwezig heeft geoordeeld - zou gelden in het geval dat de situatie klaarblijkelijk zo afwijkend is van die waarop het verkeersbord betrekking heeft dat bij het gevolg geven aan dat teken de veiligheid op de weg in gevaar zou worden gebracht.
3.4. Uit het vorenoverwogene volgt dat, nu de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden beslissing ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, het beroep moet worden verworpen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Haak als voorzitter, en de raadsheren Davids en Van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, in bijzijn van de waarnemend-griffier Reurslag, en uitgesproken op
6 mei 1997.