Uitspraak
aneergelegde vereiste dat sprake is van een ‘’bedrijfsruimte, zijnde een gebouwde onroerende zaak of een gedeelte daarvan met de bij het een en ander behorende grond’’.
14 november 1997.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de koop van een caravan door een particuliere koper, [eiser], van [verweerder]. De caravan, een Chateau 460 uit 1986, werd gekocht voor ƒ 8.600,-- in september 1992. De [verweerder] had de caravan eerder gekocht van [A] U.A., een onderneming die tweedehands caravans verhandelde. Het geschil ontstond toen bleek dat de caravan op 1 mei 1992 was gestolen van de vorige eigenaar, [betrokkene 1]. De schadeverzekeraar van [betrokkene 1] heeft de caravan opgeëist, wat leidde tot de ontbinding van de koopovereenkomst door [eiser].
De Hoge Raad moest beoordelen of [verweerder] zich kon beroepen op de bescherming van artikel 3:86 lid 3 BW, dat bescherming biedt aan particuliere kopers die in goede trouw een zaak kopen. De rechtbank had de vordering van [eiser] afgewezen, en het Gerechtshof te Arnhem had dit vonnis bekrachtigd. [Eiser] ging in cassatie, maar de Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat [verweerder] zich op de bescherming kon beroepen.
De Hoge Raad concludeerde dat de omstandigheden van de verkoop, waaronder de continuïteit van de handel van [A] en de staat van de caravan, voldoende waren om aan te nemen dat [verweerder] in goede trouw had gehandeld. De Hoge Raad verwierp het beroep van [eiser] en veroordeelde hem in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest bevestigt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de belangen van consumenten en de bescherming tegen criminaliteit in het kader van de koop van tweedehands goederen.