ECLI:NL:HR:1997:ZC2369

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 mei 1997
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
51
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • Bellaart
  • Van der Putt-Lauwers
  • Van Brunschot
  • Meij
  • Korthals Altes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest over de vaststelling van de waarde van aandelen bij uitkoop

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NATIONALE-NEDERLANDEN HOLDINVEST B.V. (hierna: NNH) bij exploit van 11 oktober 1990 aandeelhouders van Westland/Utrecht Hypotheekbank N.V. (hierna: WUH) gedagvaard voor de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam. NNH vorderde de aandeelhouders te veroordelen hun aandelen aan haar over te dragen tegen een door de Ondernemingskamer vast te stellen prijs, conform artikel 2:92a BW. De Ondernemingskamer heeft op 30 december 1993 de aandeelhouders veroordeeld om hun aandelen aan NNH over te dragen en de prijs vastgesteld op f 50,-- per gewoon aandeel van f 1,-- nominaal per 30 december 1993.

NNH heeft vervolgens op 30 maart 1994 beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van de Ondernemingskamer. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij de Advocaat-Generaal Mok op 29 januari 1997 concludeerde tot verwerping van het beroep, met veroordeling van NNH in de kosten. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Ondernemingskamer de prijs voor de gewone aandelen op juiste wijze en voldoende gemotiveerd heeft vastgesteld. De motivering van de Ondernemingskamer was niet onbegrijpelijk en het oordeel was verweven met feitelijke waarderingen, waardoor het in cassatie niet op zijn juistheid kon worden getoetst. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden
derde kamer
nr. 51
14 mei 1997
PdM
ARREST
gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NATIONALE-NEDERLANDEN HOLDINVEST B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr J.K. Franx,
tegen
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats], en anderen,
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen,
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats], Bondsrepubliek Duitsland,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr E.H. Campagne.
1. Het geding in feitelijke instantie
Eiseres tot cassatie (hierna: NNH) heeft bij exploit van 11 oktober 1990 aandeelhouders in het kapitaal van Westland/Utrecht Hypotheekbank N.V. (hierna: WUH) gedagvaard voor de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam en gevorderd - kort gezegd - die aandeelhouders te veroordelen hun aandelen aan NNH over te dragen overeenkomstig het bepaalde in art. 2:92a BW tegen een door de Ondernemingskamer per een te bepalen datum vast te stellen prijs.
Na verweer van verweerder in cassatie sub 2 (hierna: [verweerder 2]) en referte van de overige verschenen gedaagden heeft de Ondernemingskamer bij arrest van 30 december 1993 de aandeelhouders veroordeeld hun aandelen WUH aan NNH over te dragen en de prijs van de over te dragen aandelen vastgesteld op f 50,-- per gewoon aandeel van f 1,-- nominaal per 30 december 1993.
Het arrest van de Ondernemingskamer is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Bij exploit van 30 maart 1994 heeft NNH tegen het arrest van de Ondernemingskamer beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Na conclusies van de Advocaat-Generaal Loeb van 7 december 1994, 7 juni 1995, 6 december 1995 en 9 augustus 1996 betreffende verstekverlening respectievelijk betekening van het verstek en oproeping van de gedaagden, is verstek verleend tegen de niet-verschenen verweerders in cassatie, respectievelijk na aanhouding van de zaak ter betekening van het verstek en de aanhouding, voortgeprocedeerd.
[verweerder 2] heeft geconcludeerd tot referte.
De zaak is voor NNH toegelicht door haar advocaat.
De Advocaat-Generaal Mok heeft op 29 januari 1997 geconcludeerd tot verwerping van het beroep, met veroordeling van NNH in de kosten.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel stelt aan de orde de vraag of de Ondernemingskamer de prijs voor de gewone aandelen in het kapitaal van WUH, waarvan NNH de overdracht heeft gevorderd, op juiste wijze en voldoende gemotiveerd heeft vastgesteld. Het middel richt zich met name tegen de in 3.5 van het bestreden arrest vermelde overwegingen van de Ondernemingskamer.
3.2. De door de Ondernemingskamer gegeven motivering voor haar oordeel betreffende de vaststelling van de in verband met de overdracht aan de aandelen toe te kennen waarde houdt kennelijk in dat er geen andere uitgangspunten volgens welke de waarde van de gewone aandelen met een voldoende mate van objectiviteit kan worden vastgesteld, voorhanden zijn dan de door Nationale Nederlanden N.V. in maart 1986 bij het openbare aanbod geboden prijs.
Die motivering is niet onbegrijpelijk. Voorts geeft het oordeel van de Ondernemingskamer niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het zozeer verweven met waarderingen van feitelijke aard, dat dit voor het overige in cassatie niet op zijn juistheid kan worden getoetst.
3.3. Het middel kan derhalve in geen van zijn onderdelen tot cassatie leiden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Bellaart, Van der Putt-Lauwers, Van Brunschot en Meij, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer Korthals Altes op
14 mei 1997.