Uitspraak
AS
advocaat: mr A.W. Kist,
[eiser] heeft de vordering bestreden.
Tegen dit vonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 23 november 1995 heeft het Hof het bestreden vonnis vernietigd en de vordering van [verweerder] alsnog toegewezen.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal De Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
(i) Tussen [verweerder] , die toen statutair directeur was van de besloten vennootschap [A] B.V. (verder: [A] ) en [B] B.V. (verder: [B] ), voor wie toen alleen [eiser] optrad, is op 26 september 1990 een overeenkomst ondertekend, waarbij [verweerder] van [B] de helft van de aandelen in [A] kocht, zulks voor een koopsom van ƒ 1,--. [eiser] heeft zich hierbij voorgedaan als bevoegd vertegenwoordiger van [B] .
(ii) Nadien bleek [verweerder] dat [eiser] slechts samen met de andere statutair directeur – [betrokkene 1] – bevoegd was [B] te vertegenwoordigen, en dat [B] niet bereid was de door [eiser] met [verweerder] gesloten overeenkomst te bekrachtigen, aangezien [betrokkene 1] desverzocht weigerde om daaraan mee te werken.
(iii) Op 11 maart 1991 is tussen [verweerder] en [B] , nu wel rechtsgeldig vertegenwoordigd, een overeenkomst tot stand gekomen, waarbij [verweerder] toezegde een bedrag van ƒ 30.000,-- te zullen betalen tegenover bekrachtiging door [B] van de overeenkomst van 26 september 1990. Het genoemde bedrag is nadien door [verweerder] inderdaad betaald.
ƒ 30.000,--.
De klacht dat het Hof heeft miskend dat de redelijkheid in dit verband een rol kan spelen en relevantie kan hebben, stuit reeds hierop af, dat het middel niet aangeeft welke bijzondere omstandigheden het Hof ten onrechte buiten beschouwing zou hebben gelaten.
28 maart 1997.