ECLI:NL:HR:1997:AA3291

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 september 1997
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
31462
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Zuurmond
  • C. Fleers
  • M. Pos
  • H. Beukenhorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en winstuitdeling

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 11 juli 1995, betreffende de aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1987. De belanghebbende had een aanslag opgelegd gekregen naar een belastbaar inkomen van ƒ 417.957, welke aanslag na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. Het Gerechtshof heeft de uitspraak van de Inspecteur echter vernietigd en de aanslag verlaagd naar een belastbaar inkomen van ƒ 380.979.

Tegen deze uitspraak heeft de belanghebbende cassatie ingesteld, waarbij hij enkele klachten heeft aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een vertoogschrift ingediend. Het Hof heeft vastgesteld dat partijen ter zitting tot overeenstemming zijn gekomen over de geschilpunten. Dit punt, dat in cassatie niet wordt bestreden, leidde ertoe dat het Hof zich beperkte tot de vraag of er sprake was van een door C BV gedane winstuitdeling aan belanghebbende, die in 1987 belast zou moeten worden.

Het Hof oordeelde dat er geen sprake was van een onjuist juridisch uitgangspunt en dat de klachten van de belanghebbende falen. De Hoge Raad heeft de beoordeling van het Hof bevestigd en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de uitspraak van het Hof.

Dit arrest is op 24 september 1997 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Fleers, Pos en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Barendse, en op die datum in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 11 juli 1995 betreffende de hem voor het jaar 1987 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1987 een aan slag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 417.957,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 380.979,--.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij enige klachten aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten Het Hof heeft vastgesteld dat partijen ter zitting tot overeenstemming zijn gekomen omtrent hetgeen hen aanvankelijk verdeeld hield. Uitgaande van deze vaststelling, welke in cassatie niet wordt bestreden, heeft het Hof zich terecht beperkt tot de vraag of partijen bij hun gemeenschappelijke standpunt, dat terzake van de overdracht van B BV aan C BV van aan belanghebbende toekomende pensioen- en stamrechten sprake is van een door C BV gedane, bij belanghebbende in 1987 te belasten winstuitdeling van ƒ 362.782,--, zijn uitgegaan van een juridisch onjuist uitgangspunt. Het met waarderingen van feitelijke aard verweven oordeel van het Hof dat hiervan geen sprake was, is niet onbegrijpelijk en geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De klachten falen derhalve.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 24 september 1997 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Fleers, Pos en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Barendse, en op die datum in het openbaar uitgesproken.