ECLI:NL:HR:1997:AA3282

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 september 1997
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
32214
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Urlings
  • F. Fleers
  • M. Pos
  • A. Beukenhorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffingsaanslag loonbelasting en gelijkheidsbeginsel

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die betrekking heeft op een naheffingsaanslag in de loonbelasting. De naheffingsaanslag, opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1986 tot en met 31 december 1989, bedroeg in totaal ƒ 467.645,-- aan enkelvoudige belasting en ƒ 334.987,-- aan verhoging. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, maar verleende geen kwijtschelding van de verhoging. X B.V. ging in beroep bij het Hof, dat de aanslag verlaagde tot ƒ 121.576,-- zonder verhoging.

X B.V. stelde beroep in cassatie in tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën diende een verhoor in. De zaak werd toegelicht door mr. G. Werger, advocaat te 's-Gravenhage. De Hoge Raad beoordeelde de ingediende middelen. De middelen I tot en met V en VII werden verworpen, omdat zij niet tot cassatie konden leiden. Dit was in overeenstemming met artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, aangezien de middelen geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden.

Middel VI werd ook verworpen, omdat het feit dat andere busondernemingen in dezelfde periode een bar exploiteerden, niet betekende dat de Inspecteur in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelde door loonbelasting na te heffen over de barinkomsten van X B.V. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet zonder meer voorbij had mogen gaan aan het bewijsaanbod van belanghebbende, maar dit leidde niet tot cassatie. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van X B.V.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 maart 1996 betreffende na te melden aan haar opgelegde naheffingsaanslag in de loonbelasting.
1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1986 tot en met 31 december 1989 een naheffingsaanslag in de loonbelasting opgelegd ten bedrage van ƒ 467.645,-- aan enkelvoudige belasting en ƒ 334.987,-- aan verhoging, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd met het besluit geen kwijtschelding van de verhoging te verlenen. Belanghebbende is tegen die uitspraak en dat besluit in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak en dat besluit vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag van ƒ 121.576,--, aan enkelvoudige belasting zonder toe passing van een verhoging. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een ver toogschrift ingediend. Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr G. Werger, advocaat te 's-Gravenhage.
3. Beoordeling van de middelen 3.1. De middelen I tot en met V en VII kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (HR 24 juli 1995, nr 30 804, BNB 1995/311 en HR 24 juli 1995, nr 30 897, BNB 1995/312). 3.2. Middel VI miskent dat het enkele feit dat er, zoals belanghebbende voor het Hof stelde, busondernemingen zijn die in de jaren 1986 tot en met 1989 ook een bar in hun touringcars exploiteerden maar van wie niet is nageheven niet het oordeel kan dragen dat de Inspecteur in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelt door over die jaren van belanghebbende wel loonbelasting na te heffen over de barinkomsten. Ook dit middel, waarin op zich zelf terecht wordt betoogd dat het Hof niet zonder meer had mogen voorbijgaan aan het ter zake door belanghebbende gedane bewijsaanbod, kan derhalve niet tot cassatie leiden.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 24 september 1997 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Urlings, Fleers, Pos en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Barendse, en op die datum in het openbaar uitgesproken.