ECLI:NL:HR:1997:AA2239

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 augustus 1997
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
32483
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Zuurmond
  • M. Fleers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en bewijslast bij helersactiviteiten

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 juni 1996, betreffende de hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1992. De aanslag was vastgesteld op een belastbaar inkomen van ƒ 40.352,--. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd.

Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld en daarbij twee middelen aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend. Het eerste middel richt zich tegen de vaststelling van het Hof dat belanghebbende ter zitting zijn grieven met betrekking tot de tariefgroepindeling heeft laten varen. De Hoge Raad oordeelt dat deze vaststelling niet onbegrijpelijk is en dat het middel tevergeefs is voorgesteld.

Het tweede middel betreft de beoordeling van de omvang van het voordeel dat belanghebbende met zijn helersactiviteiten heeft behaald. Het Hof oordeelt dat, nu de omvang van het voordeel niet vaststaat en er onvoldoende betrouwbare gegevens zijn, beide partijen de plicht hebben om feiten en omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken. De Hoge Raad bevestigt dat de stelplicht en bewijslast bij de Inspecteur liggen, maar dat belanghebbende niet kan volstaan met een enkele ontkenning van de door de Inspecteur aangevoerde gegevens. Het Hof heeft terecht geoordeeld dat de Inspecteur de correctie van ƒ 20.000,-- voldoende aannemelijk heeft gemaakt.

De Hoge Raad concludeert dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten en verwerpt het beroep. De uitspraak is gedaan op 29 augustus 1997 door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 juni 1996 betreffende de hem voor het jaar 1992 opge legde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzeke ringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1992 een aan slag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 40.352,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uit spraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspec teur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen 3.1. Middel I komt tevergeefs op tegen 's Hofs vaststelling dat belanghebbende ter zitting zijn grie ven met betrekking tot de tariefgroepindeling heeft laten varen, aangezien de vaststelling van hetgeen door partijen ter zitting wordt verklaard is voorbe houden aan het Hof en deze vaststelling niet onbegrij pelijk is. 3.2. Middel II richt zich in de eerste plaats tegen het oordeel van het Hof dat, nu de omvang van het door belanghebbende met zijn helersactiviteiten behaalde voordeel niet vaststaat en bij gebreke van voldoende betrouwbare gegevens ook niet exact kan worden vastgesteld, op beide partijen de plicht rust om zodanige feiten en omstandigheden te stellen en bij tegenspraak aannemelijk te maken dat het Hof daaruit kan afleiden hoe groot het behaalde voordeel bij benadering is geweest. 3.3. Blijkens hetgeen vervolgens in 6.4. tot en met 6.7. van de uitspraak wordt overwogen, heeft het Hof met dit oordeel tot uitdrukking gebracht, dat de stelplicht en de bewijslast ter zake van de omvang van het voordeel weliswaar op de Inspecteur rusten, maar dat belanghebbende tegenover hetgeen de Inspec teur te dien einde gedocumenteerd en gemotiveerd naar voren brengt niet kan volstaan met een enkele ontken ning. Aldus bezien geeft het onder 3.2 vermelde oor deel van het Hof niet blijk van een onjuiste opvat ting omtrent stelplicht en bewijslast in een geval als het onderhavige. Middel II faalt derhalve in zoverre. 3.4. Middel II faalt ook voorzover het zich richt tegen het oordeel van het Hof dat de Inspecteur de door hem aangebrachte correctie van ƒ 20.000,-- ter zake van inkomsten uit helersactiviteiten voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Dit oordeel kan als van feitelijke aard en niet onbegrijpelijk in cassa tie niet met vrucht worden bestreden.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in arti kel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belas tingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arresat is op 29 augustus 1997 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.