ECLI:NL:HR:1997:AA2226
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Urlings
- A. Zuurmond
- M. Pos
- H. Beukenhorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden inzake aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, die op 9 augustus 1996 werd gedaan. De zaak betreft de aan X te Z opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1993. De belanghebbende ontving een aanslag gebaseerd op een belastbaar inkomen van ƒ 73.019,--. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag. Hierop ging de belanghebbende in beroep bij het Hof, dat de aanslag verlaagde tot ƒ 60.789,--. De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof.
In de cassatieprocedure werd vastgesteld dat de belanghebbende in 1992 en 1993, buiten zijn dienstbetrekking om, samen met zijn chef vier woningen had ge- en verkocht. De Inspecteur rekende een netto voordeel van ƒ 12.230,-- uit de verkoop van drie woningen tot het belastbare inkomen van de belanghebbende, terwijl dit bedrag bij zijn chef niet in het belastbare inkomen was opgenomen. De navorderingsaanslag om dit verzuim te herstellen werd ambtshalve vernietigd wegens het ontbreken van een nieuw feit.
Het Hof oordeelde dat de Inspecteur in strijd met het beginsel van behoorlijk bestuur had gehandeld door aan dezelfde feiten voor twee belastingplichtigen verschillende fiscale consequenties te verbinden. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof onjuist had geoordeeld, omdat de belanghebbende zich slechts op één vergelijkbaar geval had beroepen en er geen sprake was van een meerderheid van vergelijkbare gevallen. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten en bepaalde dat het griffierecht aan de Staatssecretaris van Financiën moest worden terugbetaald. Dit arrest werd op 24 september 1997 vastgesteld door de vice-president Stoffer en de raadsheren Urlings, Zuurmond, Pos en Beukenhorst, en in het openbaar uitgesproken.