ECLI:NL:HR:1997:AA2198
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Urlings
- C. Zuurmond
- M. Fleers
- W. Beukenhorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag loonbelasting en verstrekking van koffiemaaltijden aan werknemers
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 5 maart 1996 een naheffingsaanslag in de loonbelasting heeft bevestigd. De naheffingsaanslag betreft het tijdvak van 1 januari 1988 tot en met 31 december 1988 en bedraagt ƒ 7.140,--. Na bezwaar van de belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna X B.V. in beroep ging bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd, wat leidde tot het cassatieberoep.
De Hoge Raad beoordeelt in deze uitspraak de argumenten van de belanghebbende. Het Hof had geoordeeld dat het verstrekken van boterhammen en diverse soorten beleg met koffie, thee of frisdrank aan werknemers tijdens werkdagen kan worden aangemerkt als het verstrekken van een koffiemaaltijd in de zin van artikel 16, lid 1 van de Uitvoeringsbeschikking loonbelasting 1972. De Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel juist is en dat het niet van belang is dat de maaltijd door het personeel zelf wordt bereid of dat deze in een niet als kantine ingerichte ruimte wordt genuttigd.
Daarnaast bevestigt de Hoge Raad het oordeel van het Hof dat bij de vaststelling van forfaitaire bedragen in artikel 16 van de Uitvoeringsbeschikking volstaan kan worden met een redelijke schatting van het bedrag dat een werknemer zich doorgaans bespaart. De door belanghebbende overgelegde gegevens zijn niet van zodanig gewicht dat de redelijke schatting van de Minister in twijfel kan worden getrokken. De Hoge Raad verwerpt ook het argument dat de Resolutie van 19 augustus 1988 zou moeten leiden tot een vrijstelling van de heffing voor de voordelen die werknemers genieten door het regelmatig verstrekken van koffiemaaltijden.
De Hoge Raad concludeert dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten en verwerpt het beroep. Dit arrest is op 8 juli 1997 vastgesteld door de vice-president Stoffer en de raadsheren Urlings, Zuurmond, Fleers en Beukenhorst, en is in het openbaar uitgesproken.