ECLI:NL:HR:1997:AA2192
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- A. Bellaart
- C. de Moor
- M. van der Putt-Lauwers
- J. Meij
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 2 juli 1996, betreffende een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting. De naheffingsaanslag was opgelegd voor het motorrijtuig met kenteken AA-00-BB, over het tijdvak van 1 juni 1992 tot en met 31 mei 1993, ter hoogte van ƒ 672,-- aan enkelvoudige belasting en ƒ 672,-- aan verhoging. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag ambtshalve verminderd tot ƒ 540,-- aan enkelvoudige belasting en ƒ 540,-- aan verhoging. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, maar de naheffingsaanslag zoals deze ambtshalve is verminderd, gehandhaafd en het besluit van de Inspecteur bevestigd.
Belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft het cassatieberoep bestreden. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende niet voldeed aan de voorwaarden voor de toepassing van de FH-regeling, omdat het bijzondere kentekenbewijs en het bewijs van betaling niet konden worden getoond. De Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel niet blijk geeft van een onjuiste opvatting van de wet en dat het niet in cassatie kan worden getoetst.
Daarnaast werd de klacht van belanghebbende dat in het verleden slechts een boete was opgelegd in een vergelijkbare situatie, niet in behandeling genomen, omdat deze klacht pas in cassatie werd ingediend en een onderzoek van feitelijke aard zou vereisen. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verwerpt het beroep. Dit arrest is op 15 juli 1997 vastgesteld door de vice-president en de raadsheren, en in het openbaar uitgesproken.