ECLI:NL:HR:1997:AA2187

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 juni 1997
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
32573
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Zuurmond
  • M. Beukenhorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en afschrijving computer

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 15 juli 1996, betreffende de aanslag inkomstenbelastingpremie volksverzekeringen voor het jaar 1993. De belanghebbende ontving een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 98.568,--, welke aanslag door de Inspecteur werd gehandhaafd na bezwaar. De belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde.

In cassatie heeft de belanghebbende enkele klachten ingediend. De Staatssecretaris van Financiën diende een vertoogschrift in. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende als wetenschappelijk medewerker werkzaam was en in januari 1993 een MPC computer heeft aangeschaft voor ƒ 6.679,--. Deze computer werd intensief gebruikt en vervoerd. De belanghebbende heeft de computer in twee jaren afgeschreven zonder rekening te houden met een restwaarde, terwijl de Inspecteur een afschrijvingstermijn van drie jaren en een restwaarde van 10% hanteerde.

Het Hof oordeelde dat de Inspecteur aannemelijk maakte dat computerapparatuur een gebruiksduur van drie jaren heeft en een restwaarde van 10%. De bewijslast voor een afwijkende afschrijvingsduur en restwaarde lag bij de belanghebbende. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de bewijslast correct had verdeeld en dat de overige klachten van de belanghebbende niet opgingen. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verwierp het beroep.

Dit arrest is op 18 juni 1997 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud, en op die datum in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 15 juli 1996 betreffende de hem voor het jaar 1993 opgelegde aanslag inkomstenbelastingpremie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1993 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 98.568,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij enige klachten voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende is als wetenschappelijk medewerker in loondienst werkzaam bij het rekencentrum van A te Q. In januari 1993 heeft hij een zogeheten MPC computer aangeschaft voor ƒ 6.679,--. De computer wordt intensief gebruikt en wordt zo'n 5 à 6 keer per jaar vervoerd. Belanghebbende heeft de computer in twee jaren afgeschreven, zonder rekening te houden met een restwaarde. De Inspecteur heeft in de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1993 rekening gehouden met een afschrijvingstermijn van drie jaren en een restwaarde van 10%. 3.2. Het Hof heeft aannemelijk geoordeeld de stelling van de Inspecteur dat computerapparatuur in het algemeen een te verwachten gebruiksduur van drie jaren heeft en tevens dat die apparatuur in het alge meen een restwaarde van 10% heeft. Het Hof heeft vervolgens de bewijslast ter zake van het aannemelijk maken van een afwijkende afschrijvingsduur en rest waarde bij belanghebbende gelegd. Aldus kan niet worden gezegd dat het Hof de bewijslast onjuist heeft verdeeld. 3.3. Ook de overige klachten falen. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechts ontwikkeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 18 juni 1997 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud, en op die datum in het openbaar uitgesproken.