ECLI:NL:HR:1997:AA2178
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Urlings
- M. Zuurmond
- F. Fleers
- W. Beukenhorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de toepassing van artikel 18 van de Successiewet 1956 in het kader van overbedeling
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de erven X en Y tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die betrekking heeft op aanslagen in het recht van successie. De erven hebben aanslagen ontvangen ter zake van hun verkrijgingen uit de nalatenschap van B, die op 19 maart 1991 is overleden. De oorspronkelijke aanslagen waren gebaseerd op een totaalbedrag van ƒ 1.342.124,--, maar na bezwaar zijn deze verminderd tot ƒ 932.076,--. De erven hebben tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep aangetekend bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd.
In cassatie herhalen de belanghebbenden hun standpunt dat artikel 18 van de Successiewet 1956 enkel van toepassing is op het moment van het ontstaan van vorderingen wegens overbedeling. De Hoge Raad oordeelt echter dat dit betoog niet kan worden gevolgd. De bewoordingen en de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 18 rechtvaardigen geen beperkte uitleg. Het Hof heeft de waarde van de vordering wegens overbedeling terecht vastgesteld op de nominale waarde, verminderd met de waarde van het aan de moeder van de erflaatster toekomende vruchtgebruik.
De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de erven. Dit arrest is op 11 juni 1997 vastgesteld door de vice-president Stoffer en de raadsheren Urlings, Zuurmond, Fleers en Beukenhorst, en is in het openbaar uitgesproken.