ECLI:NL:HR:1997:AA2124
Hoge Raad
- Cassatie
- H.J. de Klerk
- A. Hammerstein
- J. de Lange
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en bewijsaanbod
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, X, tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 28 juni 1995. De zaak betreft een navorderingsaanslag inkomstenbelasting voor het jaar 1987, waarbij de belastingdienst een aanvankelijke aanslag had opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van ƒ 249.922,--. Na bezwaar werd deze aanslag verminderd, maar er volgde een navorderingsaanslag van ƒ 501.426,--, met een verhoging van 100 procent van de nagevorderde belasting. Belanghebbende ging in beroep tegen deze navorderingsaanslag en het besluit tot gedeeltelijke kwijtschelding van de verhoging. Het Hof handhaafde de navorderingsaanslag, maar verleende kwijtschelding tot ƒ 100.000,--.
Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld. In cassatie werd vastgesteld dat belanghebbende in 1987 commissaris en aandeelhouder was van A B.V., waarvan zijn zoon directeur was. Er waren onderzoeken ingesteld naar de inkomstenbelasting van zowel belanghebbende als zijn zoon, wat leidde tot een vermogensvergelijking die een negatief saldo toonde. Belanghebbende erkende deze negatieve saldi, maar stelde dat deze gecompenseerd werden door opbrengsten uit weddenschappen en de verkoop van een muntenverzameling.
Het Hof oordeelde dat de wijziging van artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen uitsluit dat belanghebbende zich kan beroepen op de bevoegdheid van de inspecteur die de navorderingsaanslag oplegde. Dit oordeel werd als juist beschouwd. Echter, het Hof had het bewijsaanbod van belanghebbende niet voldoende gemotiveerd behandeld, wat leidde tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven. De zaak werd verwezen voor verdere behandeling.