ECLI:NL:HR:1997:AA2122

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 maart 1997
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
32085
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • Bellaart
  • Van der Putt-Lauwers
  • Van Brunschot
  • Meij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake naheffingsaanslag belasting personenauto's en motorrijwielen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 24 januari 1996 een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen heeft vernietigd. De naheffingsaanslag was opgelegd aan belanghebbende voor het tijdvak van 1 januari 1993 tot 6 mei 1993, ter hoogte van ƒ 14.791,-- aan enkelvoudige belasting en ƒ 3.697,-- aan verhoging. De Inspecteur had de aanslag na bezwaar gehandhaafd, maar het Hof oordeelde dat de aanslag niet terecht was opgelegd.

De Hoge Raad beoordeelt in cassatie of het Hof terecht heeft geoordeeld dat de opening tussen de bestuurderscabine en de kampeercontainer van het voertuig van belanghebbende niet als een doorgang in de zin van de Leidraad Belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 kan worden aangemerkt. De Hoge Raad komt tot de conclusie dat de opening wel degelijk als een doorgang kan worden beschouwd, aangezien deze door een volwassen persoon gebruikt kan worden om van de kampeercontainer naar de bestuurderscabine te gaan. Dit betekent dat het Hof een onjuiste opvatting heeft gehad over de relevante bepalingen.

De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en bevestigt de uitspraak van de Inspecteur. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is op 19 maart 1997 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen en de overige rechters, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 24 januari 1996 betreffende na te melden aan X te Z opgelegde naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1993 tot 6 mei 1993 een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen opgelegd ten bedrage van ƒ 14.791,-- aan enkelvoudige belasting en ƒ 3.697,-- aan verhoging, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd, met het besluit algehele kwijtschelding van de verhoging te verlenen. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak en de naheffingsaanslag heeft vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Namens de erven van de inmiddels overleden belanghebbende is bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van het middel van cassatie 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan: Op 6 mei 1993 troffen ambtenaren van de douanepost A op de openbare weg te Q een stilstaand voertuig aan van het merk Daf, type AE04ET (chassis met cabine), met kenteken AA-00-BB (hierna: het voertuig). Dit kenteken was geregistreerd op naam van belanghebbende. De ambtenaren constateerden dat op het voertuig een losse kampeercontainer was geplaatst en dat zich op ongeveer 1.20 m hoog een opening van 50 bij 70 cm bevond tussen de bestuurderscabine en de kampeercontainer. Belanghebbende had deze opening gemaakt door verwijdering van de ruit in de cabine achter de bestuurderszitplaats en een deel van de wand van de kampeercontainer. Rondom de opening was de ruimte tussen de cabine en de kampeercontainer met een tochtstrip gedicht. In de opening in de cabine is een ruit geplaatst, welke wordt verwijderd ingeval de auto voor vakantie wordt gebruikt. Vanuit de kampeercontainer kan naar de bestuurderscabine worden gegaan, waarbij de op de bestuurdersstoel aanwezige hoofdsteunen moeten worden uitgetrokken en de glasplaat in de container moet worden verwijderd, althans moet worden ingeklapt met behulp van scharnieren. De Inspecteur heeft het voertuig als een personenauto in de zin van artikel 3, lid 1, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (hierna: de Wet) aangemerkt.
3.2. Voor het Hof was tussen partijen in geschil of de door belanghebbende gemaakte opening tussen bestuurderscabine en kampeercontainer als een doorgang in de zin van paragraaf 14.3.1 van de Leidraad Belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (hierna: de Leidraad) moet worden aangemerkt.
3.3. Het Hof heeft geoordeeld dat waar in paragraaf 14.3.1 van de Leidraad sprake is van een opening tussen bestuurderscabine en kampeercontainer, in redelijkheid niet bedoeld kan zijn de hiervóór in 3.1 beschreven opening in het voertuig van belanghebbende, zodat belanghebbende aan die bepaling uit de Leidraad het vertrouwen heeft mogen ontlenen dat het in het geding zijnde chassis met kampeercontainer niet als personenauto zou worden aangemerkt. Het middel richt zich tegen dit oordeel.
3.4. Het hiervóór in 3.3 weergegeven oordeel geeft blijk van een onjuiste opvatting van het bepaalde in paragraaf 14.3.1 van de Leidraad. De door het Hof vastgestelde feiten laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat de opening door een volwassen persoon kan worden gebruikt om zich van de kampeerontainer naar de bestuurderscabine te begeven. Hieruit volgt dat sprake is van een doorgang als bedoeld in vorenvermelde Leidraadbepaling. Het middel treft derhalve doel. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad: vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht; bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.
Dit arrest is op 19 maart 1997 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Bellaart, Van der Putt-Lauwers, Van Brunschot en Meij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.