ECLI:NL:HR:1997:AA2119
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Bellaart
- Van der Putt-Lauwers
- Van Brunschot
- Meij
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 februari 1996. De zaak betreft een ambtshalve opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1992, waarbij een belastbaar inkomen van ƒ 50.000,-- is vastgesteld. De belastingplichtige heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar werd door de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft vernietigd, maar de aanslag en de verhoging van de belasting met 5 procent wegens niet tijdige aangifte heeft gehandhaafd.
Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof en daarbij een klacht ingediend. De Staatssecretaris van Financiën heeft het cassatieberoep bestreden. De Hoge Raad heeft de klacht beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kan leiden. Dit is gebaseerd op artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat de klacht geen nadere motivering behoeft, omdat deze niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 23 april 1997 het beroep verworpen. Dit arrest is vastgesteld door vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, samen met de raadsheren Bellaart, Van der Putt-Lauwers, Van Brunschot en Meij, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier Van Hooff.