ECLI:NL:HR:1997:AA2111
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Urlings
- A. Zuurmond
- C. Fleers
- M. Beukenhorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aftrekbaarheid van kosten voor een werkruimte aan huis in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 januari 1996, betreffende de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1990. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de oorspronkelijke aanslag, die was opgelegd door de Inspecteur. Na het bezwaar werd de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 82.015,--. Echter, het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag gehandhaafd op een belastbaar inkomen van ƒ 81.177,--. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.
Belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen deze uitspraak. In het cassatiegeding is de Staatssecretaris van Financiën opgekomen met een vertoogschrift. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat belanghebbende in 1990 als juridisch medewerker werkzaam was en zijn werkzaamheden verrichtte in een werkruimte in zijn woning. Deze werkruimte, die ook door een secretaresse werd gebruikt, was ingericht met twee bureaus, een vergadertafel, kantoorapparatuur en een kitchenette.
De Hoge Raad oordeelt dat de werkruimte, zoals deze was ingericht en gebruikt, kwalificeert als kantoorruimte in de zin van artikel 36, lid 1, letter b, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Het verweer dat een werkruimte die geheel is onttrokken aan privégebruik niet als kantoorruimte kan worden aangemerkt, wordt verworpen, omdat dit geen steun vindt in de wetgeving. De Hoge Raad concludeert dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten en verwerpt het beroep in cassatie. Dit arrest is op 19 maart 1997 vastgesteld door de vice-president Stoffer en de raadsheren Urlings, Zuurmond, Fleers en Beukenhorst, en is in het openbaar uitgesproken.