ECLI:NL:HR:1997:AA2099

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 mei 1997
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
31501
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • H.J. de Klerk
  • A. Hammerstein
  • C. R. van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem inzake naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 21 augustus 1995. Deze uitspraak betrof het verzet van belanghebbende tegen de beschikking van de Voorzitter van de Eerste Meervoudige Belastingkamer van dat Hof, die een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting had opgelegd. De naheffingsaanslag werd gehandhaafd door de Inspecteur, die ook besloot geen kwijtschelding van de verhoging te verlenen. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, maar werd bij beschikking van 21 november 1994 niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht. Het Hof verklaarde belanghebbende ook in verzet tegen deze beschikking niet-ontvankelijk vanwege overschrijding van de verzettermijn.

Belanghebbende stelde beroep in cassatie in en voerde een klacht aan. De Staatssecretaris van Financiën refereerde zich aan het oordeel van de Hoge Raad. De Hoge Raad beoordeelde de klacht en concludeerde dat uit het vertoogschrift niet blijkt dat er tussen partijen onduidelijkheid bestond over het feit dat belanghebbende zich ter zitting van het Hof had beroepen op omstandigheden die zouden kunnen rechtvaardigen dat hij pas na afloop van de verzettermijn het verzetschrift indiende. Aangezien het Hof deze vraag niet had behandeld, kon de uitspraak niet in stand blijven.

De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens werd bepaald dat de Staatssecretaris van Financiën het griffierecht van ƒ 75,-- aan belanghebbende moest vergoeden.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 21 augustus 1995 op het verzet van belanghebbende tegen de beschikking van de Voorzitter van de Eerste Meervoudige Belastingkamer van dat Hof betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voormelde naheffingsaanslag opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd, met het besluit geen kwijtschelding van de verhoging te verlenen. Belanghebbende is tegen die uitspraak en dat besluit in beroep gekomen bij het Hof. Bij beschikking van 21 november 1994 heeft de Voorzitter van voormelde Belastingkamer belanghebbende wegens niet tijdige betaling van het verschuldigde griffierecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. Het Hof heeft belanghebbende in het verzet tegen nr. 31.501.
die beschikking wegens overschrijding van de verzettermijn niet-ontvankelijk verklaard.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een klacht aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft zich bij vertoogschrift gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad.
3. Beoordeling van de klacht 3.1. Uit hetgeen in het vertoogschrift in cassatie is vermeld, is niet af te leiden dat in cassatie tussen partijen niet in geschil is dat belanghebbende zich ter zitting van het Hof heeft beroepen op omstandigheden, op grond waarvan redelijkerwijs zou kunnen worden geoordeeld dat hij door eerst na afloop van van de verzettermijn het verzetschrift in te dienen niet in verzuim is geweest. 3.2. Nu uit 's Hofs uitspraak niet blijkt dat het Hof de vraag of zulks het geval was, heeft behandeld, kan deze uitspraak als niet naar behoren met redenen omkleed niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. 5. Beslissing De Hoge Raad: vernietigt de uitspraak van het Hof; verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in < nr. 31.501.
meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest; gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van ƒ 75,--.