ECLI:NL:HR:1997:AA2083
Hoge Raad
- Cassatie
- A. van der Putt-Lauwers
- J. van Brunschot
- M. Meij
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake aanslag inkomstenbelasting 1990
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende, aangeduid als X, tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 2 mei 1995. Deze uitspraak betrof het verzet van belanghebbende tegen een beschikking van de Voorzitter van de Derde Meervoudige Belastingkamer van het Hof, die belanghebbende niet-ontvankelijk had verklaard in zijn beroep tegen een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1990. De aanleiding voor de niet-ontvankelijkheid was het niet tijdig betalen van het griffierecht, dat binnen acht weken na de indiening van het beroep voldaan moest zijn volgens artikel 5, lid 5, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het Gerechtshof terecht heeft geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het griffierecht tijdig had gestort. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onjuist heeft geoordeeld en dat de klachten van belanghebbende, waaronder de klacht over de dagtekening van de uitspraak, niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad merkte op dat de datum van de uitspraak in raadkamer wel degelijk was vermeld en dat de klacht over het ontbreken van een openbare uitspraak niet tot vernietiging van de uitspraak hoefde te leiden, omdat het verzuim door de openbare uitspraak van het arrest was hersteld.
De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is op 26 februari 1997 vastgesteld door de raadsheer A. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren J. van Brunschot en M. Meij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.