ECLI:NL:HR:1997:AA2073

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 februari 1997
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
31916
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Urlings
  • F. Fleers
  • J. Pos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslag in het aansluitrecht riolering van de gemeente Amsterdam

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 31 oktober 1995. De zaak betreft een aanslag in het aansluitrecht riolering van de gemeente Amsterdam voor het jaar 1993, ter hoogte van ƒ 142,40. Deze aanslag is opgelegd vanwege het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een object dat is aangesloten op de gemeentelijke riolering. Na bezwaar tegen de aanslag heeft de Inspecteur der Gemeentebelastingen de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd, wat leidde tot het cassatieberoep.

De Hoge Raad beoordeelt de klachten van belanghebbende, waarbij wordt ingegaan op de relevante wetgeving, zoals de Verordening op de heffing en invordering van rioolrechten 1992 van de gemeente Amsterdam. De Hoge Raad stelt vast dat het Hof terecht heeft overwogen dat het afvalwater vanuit het object van belanghebbende wordt geloosd op gemeentewater. Tevens wordt ingegaan op de wijziging in het eigendomsrecht van water, waarbij het water op de grond niet langer als eigendom wordt aangemerkt, maar de eigenaar van de grond wel bevoegd is het water te gebruiken.

De Hoge Raad concludeert dat de klachten van belanghebbende falen en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en oordeelt dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Het door belanghebbende betaalde griffierecht wordt teruggegeven.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 31 oktober 1995 betreffende na te melden aan hem voor het jaar 1993 opgelegde aanslag in het aansluitrecht riolering van de gemeente Amsterdam.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1993 een aanslag in het aansluitrecht riolering van de gemeente Amsterdam ten bedrage van ƒ 142,40 opgelegd terzake van het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een object dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, dan wel van een zich duurzaam binnen de gemeente bevindend object dat beschikt over ten minste een eniger mate vaste voorziening voor de lozing op de gemeentelijke riolering. Deze aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur der Gemeentebelastingen van de gemeente Amsterdam (hierna: de Inspecteur) gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. Volgens artikel 2, lid 1, onder a van de Verordening op de heffing en invordering van rioolrechten 1992 van de gemeente Amsterdam (hierna: de Verordening) wordt onder gemeentelijke riolering mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater begrepen. In onderdeel 5.2 van de bestreden uitspraak heeft het Hof overwogen dat vaststaat dat vanuit het object waarvan belanghebbende het genot krachtens eigendom heeft afvalwater wordt geloosd op gemeentewater. 3.2. Met ingang van 1 januari 1992 is het water dat zich op de grond bevindt en in open gemeenschap staat met water op eens anders erf - anders dan onder het oude recht - geen voorwerp van eigendom meer. Wel is de eigenaar van de betreffende grond bevoegd het water te gebruiken (artikelen 5:20 en 5:21 BW). In het licht van dit nieuwe wettelijke systeem moet in artikel 2, lid 1, letter a van de Verordening onder gemeentewater mede worden verstaan: water waarvan de gemeente als eigenaar van de grond waarop dit water zich bevindt de bevoegdheid heeft dit te gebruiken. De uitspraak van het Hof en de stukken van het geding laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat het hier om dergelijk water gaat. De klacht dat het betreffende water niet is aan te merken als gemeentewater in deze zin faalt. 3.2. De klachten falen ook voor het overige. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering ,nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 12 februari 1997 vastgesteld door de raadsheer Urlings als voorzitter, en de raadsheren Fleers en Pos, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Barendse, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Het door belanghebbende betaalde griffierecht ten bedrage van ƒ 75,-- wordt door de griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.