ECLI:NL:HR:1996:ZD0408

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 maart 1996
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
3407
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • H. Hermans
  • A. Davids
  • F. Keijzer
  • W. Corstens
  • J. Aaftink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het begrip 'belanghebbende' in het kader van beklag ex art. 552b Sv door de curator

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 maart 1996 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van het Gerechtshof te Leeuwarden. De zaak betreft een beklag ex artikel 552b van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door mr. Mark van Tessel, die optreedt als curator van een failliete verdachte. De curator verzocht om teruggave van in beslag genomen voorwerpen, waaronder een installatie voor het kweken van hennepplanten. Het Hof had de curator niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij volgens het Hof geen belanghebbende zou zijn in de zin van artikel 552b Sv. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de curator, gezien zijn wettelijke taken, wel degelijk als belanghebbende kan worden aangemerkt. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het Hof en wees de zaak terug voor verdere behandeling. Deze uitspraak verduidelijkt de rol van de curator in het strafrecht en bevestigt dat hij aanspraak kan maken op de teruggave van goederen die tot de failliete boedel behoren.

Uitspraak

12 maart 1996
Strafkamer
nr. 3407 Besch.
JM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het Gerechtshof te Leeuwarden van 7 september 1995 op een beklag als bedoeld in artikel 552b, lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door :
mr Mark VAN TESSEL, in zijn hoedanigheid van curator van: [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden beschikking
Het Hof heeft mr Van Tessel niet-ontvankelijk verklaard in het door hem q.q. ingediende beklag strekkende tot teruggave aan hem als curator van de in bovenvermelde beschikking omschreven goederen.
2. Het cassatieberoep
Het beroep is ingesteld door mr Van Tessel q.q. Deze heeft, mede in zijn hoedanigheid van advocaat te Delfzijl, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. De conclusie van het Openbaar Ministerie
De Advocaat-Generaal Meijers heeft geconcludeerd tot vernietiging en terugwijzing.
4. De vaststaande feiten
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan :
( i) Op 28 juni 1993 zijn ingevolge art. 94 Sv diverse voorwerpen, waaronder een installatie tot het kweken en groeien van hennepplanten, onder [verdachte] in beslag genomen.
(ii) Op 7 december 1993 heeft de Arrondissementsrechtbank te Groningen [verdachte] in staat van
faillissement verklaard, met benoeming van mr Van Tessel tot curator.
(iii) Op 27 januari 1994 heeft de Rechtbank in de strafzaak tegen [verdachte] vonnis gewezen en onder meer inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd verklaard.
(iv) Op het door [verdachte] ingestelde hoger beroep tegen het onder (iii) bedoelde vonnis, heeft het Hof op 19 januari 1995 arrest gewezen, waarbij het, na vernietiging van het vonnis van de Rechtbank, inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd heeft verklaard.
( v) Op 4 mei 1995 heeft mr Van Tessel q.q. zich tot het Hof gewend met een klaagschrift als bedoeld in art. 552b Sv, inhoudende het verzoek primair om aan hem de verbeurd verklaarde voorwerpen af te geven en subsidiair om te bepalen dat de opbrengst van de verbeurd verklaarde voorwerpen aan hem zal worden vergoed uit hoofde van art. 33c Sr. Het Hof heeft bij de bestreden beschikking op dit klaagschrift beslist zoals hiervoor is vermeld onder 1.
5. Motivering van de bestreden beschikking
Het Hof heeft de in de bestreden beschikking uitgesproken niet-ontvankelijkheid van mr Van Tessel q.q. als volgt gemotiveerd:
"Klager heeft op de voorgeschreven wijze en tijdig beklag ingediend. De curator moet niettemin in zijn verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat hij geen belanghebbende is in de zin van art. 552b van het Wetboek van Strafvordering, noch een belanghebbende in de zin van deze bepaling vertegenwoordigt".
6. Beoordeling van het middel
6.1. Voor zover aan het middel de stelling ten grondslag ligt dat de inbeslaggenomen voorwerpen aan mr Van Tessel q.q. moeten worden teruggegeven omdat het Openbaar Ministerie en de beslagene het daarover eens zijn, faalt het omdat het er aan voorbij ziet dat, nu in de strafzaak tegen [verdachte] waarin de inbeslagneming heeft plaatsgevonden, de verbeurdverklaring door de rechter is uitgesproken, art. 552b Sv meebrengt dat het de rechter is die op grond van zijn eigen onderzoek moet beoordelen of de verbeurdverklaring moet worden herroepen en een last als bedoeld in art. 353 (oud) Sv kan worden gegeven.
6.2. Voor het overige stelt het middel de vraag aan de orde of de faillissementscurator kan worden aangemerkt als "belanghebbende" in de zin van art. 552b Sv.
6.3. Onder "belanghebbende" in de zin van art. 552b Sv moet worden verstaan degene die stelt dat hij op grond van de wet krachtens eigendom, een beperkt recht of anderszins, dan wel op grond van een overeenkomst aanspraak erop kan maken dat de in dat artikel bedoelde voorwerpen aan hem worden afgegeven.
6.4. Ingevolge art. 23 F verliest de schuldenaar van rechtswege het beheer over zijn tot het faillissement behorend vermogen, te rekenen van de dag waarop de faillietverklaring is uitgesproken. Krachtens art. 68 F gaat het beheer alsdan over op de curator, die - behoudens in geval van een akkoord - de boedel moet vereffenen. Een en ander brengt mee dat de curator er aanspraak op kan maken dat in beginsel alle tot de failliete boedel behorende voorwerpen aan hem worden afgegeven.
6.5. Aldus kan van de curator, als gevolg van de hem door de wet opgedragen taak tot beheer en vereffening van de failliete boedel, worden gezegd dat deze als belanghebbende in de zin van art. 552b Sv kan worden aangemerkt.
6.6. Uit het vorenstaande volgt dat het middel in zoverre doel treft, zodat beslist moet worden als volgt.
7. Beslissing
De Hoge Raad vernietigt de bestreden beschikking en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, ten einde op het bestaande klaagschrift, met inachtneming van 's Hogen Raads beschikking, verder te worden behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president Hermans als voorzitter, en de raadsheren Davids, Keijzer, Corstens en Aaftink in bijzijn van de griffier Bogaert in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 1996.