Uitspraak
6 december 1996.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 1996 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen STER WONINGEN B.V. en STERMIJ B.V. Het geschil betreft de vraag of er verwarring kan ontstaan tussen de handelsnamen van beide ondernemingen, die beide actief zijn in de bouwsector. STER WONINGEN B.V. heeft een verzoek ingediend bij de Kantonrechter om STERMIJ B.V. te dwingen haar handelsnaam te wijzigen, omdat zij meent dat er verwarringsgevaar bestaat door het gebruik van het woord 'Ster' in beide namen. De Kantonrechter heeft in een tussenbeschikking STERMIJ B.V. de gelegenheid gegeven om een nieuwe handelsnaam voor te stellen, maar heeft in een eindbeschikking STERMIJ B.V. veroordeeld om haar naam te wijzigen in 'Werkmij BV'. STERMIJ B.V. heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank, die de eerdere beslissingen van de Kantonrechter heeft vernietigd en het verzoek van STER WONINGEN heeft afgewezen. De Rechtbank oordeelde dat de handelsnamen in voldoende mate van elkaar afwijken, zodat verwarring niet te duchten is.
In cassatie heeft de Hoge Raad de oordelen van de Rechtbank bevestigd. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank de juiste maatstaf heeft aangelegd en dat de visuele en auditieve verschillen tussen de handelsnamen voldoende zijn om verwarring uit te sluiten. De Hoge Raad heeft het beroep van STER WONINGEN verworpen en haar in de kosten van het geding veroordeeld. Deze uitspraak benadrukt het belang van het onderscheidend vermogen van handelsnamen en de beoordeling van verwarringsgevaar in het kader van de Handelsnaamwet.