ECLI:NL:HR:1996:ZC2223

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 december 1996
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
8833
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • R. Roelvink
  • A. Korthals Altes
  • H. Heemskerk
  • W. Herrmann
  • A. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verwarring tussen handelsnamen in het kader van de Handelsnaamwet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 1996 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen STER WONINGEN B.V. en STERMIJ B.V. Het geschil betreft de vraag of er verwarring kan ontstaan tussen de handelsnamen van beide ondernemingen, die beide actief zijn in de bouwsector. STER WONINGEN B.V. heeft een verzoek ingediend bij de Kantonrechter om STERMIJ B.V. te dwingen haar handelsnaam te wijzigen, omdat zij meent dat er verwarringsgevaar bestaat door het gebruik van het woord 'Ster' in beide namen. De Kantonrechter heeft in een tussenbeschikking STERMIJ B.V. de gelegenheid gegeven om een nieuwe handelsnaam voor te stellen, maar heeft in een eindbeschikking STERMIJ B.V. veroordeeld om haar naam te wijzigen in 'Werkmij BV'. STERMIJ B.V. heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank, die de eerdere beslissingen van de Kantonrechter heeft vernietigd en het verzoek van STER WONINGEN heeft afgewezen. De Rechtbank oordeelde dat de handelsnamen in voldoende mate van elkaar afwijken, zodat verwarring niet te duchten is.

In cassatie heeft de Hoge Raad de oordelen van de Rechtbank bevestigd. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank de juiste maatstaf heeft aangelegd en dat de visuele en auditieve verschillen tussen de handelsnamen voldoende zijn om verwarring uit te sluiten. De Hoge Raad heeft het beroep van STER WONINGEN verworpen en haar in de kosten van het geding veroordeeld. Deze uitspraak benadrukt het belang van het onderscheidend vermogen van handelsnamen en de beoordeling van verwarringsgevaar in het kader van de Handelsnaamwet.

Uitspraak

6 december 1996
Eerste Kamer
Rek.nr. 8833 (R96/40 HR)
CS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
STER WONINGEN B.V.,
gevestigd te Roosendaal, gemeente Roosendaal en Nispen,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr G. Snijders,
t e g e n
STERMIJ B.V.,
gevestigd te Etten-Leur,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 5 januari 1995 gedateerd verzoekschrift heeft verzoekster tot cassatie — verder te noemen: Ster Woningen — zich gewend tot de Kantonrechter te Zevenbergen met het verzoek in de handelsnaam van verweerster in cassatie — verder te noemen: Stermij — een zodanige wijziging aan te brengen dat de gestelde onrechtmatigheid wordt opgeheven, met bepaling dat Stermij deze wijziging dient aan te brengen binnen één maand, nadat de griffier een afschrift van de in dezen door de Kantonrechter te nemen beslissing aan partijen zal hebben gezonden, een en ander op straffe van een dwangsom van ƒ 1.000,-- per dag.
Stermij heeft het verzoek bestreden.
Bij tussenbeschikking van 28 juni 1995 heeft de Kantonrechter Stermij in de gelegenheid gesteld binnen 14 dagen na 28 juni 1995 zelf een voorstel voor een andere handelsnaam bij de Kantonrechter en Ster Woningen in te dienen, en iedere verdere beslissing aangehouden. Vervolgens heeft de Kantonrechter bij eindbeschikking van 14 september 1995 Stermij veroordeeld binnen één maand na verzending van deze uitspraak haar handelsnaam te wijzigen in ‘’Werkmij BV’’ en aan Ster Woningen te voldoen een dwangsom van ƒ 1.000,-- per dag, voor iedere dag dat zij na het verstrijken van de hierboven bedoelde termijn in gebreke blijft ten volle aan deze beslissing te voldoen, zulks tot een maximum van ƒ 200.000,--.
Tegen beide beschikkingen heeft Stermij hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Breda.
Bij beschikking van 8 maart 1996 heeft de Rechtbank beide beschikkingen van de Kantonrechter vernietigd en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van Ster Woningen afgewezen.
De beschikking van de Rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de Rechtbank heeft Ster Woningen beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Stermij heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Mok strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie moet van het volgende worden uitgegaan.
(i) Stermij werd op 4 december 1979 ingeschreven in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel te Meppel en, na wijziging van haar statutaire zetel van Meppel in Etten-Leur, op 8 juli 1994 in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel in Breda.
(ii) De bedrijfsomschrijving van Stermij luidt: ‘’Het aannemen en uitvoeren van metselwerken en timmerwerken en voegwerkzaamheden, alles in de meest ruime zin des woords’’.
(iii) In oktober 1993 werd Ster Woningen opgericht, met als vestigingsplaats Roosendaal, en ingeschreven in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel in Breda.
(iv) De bedrijfsomschrijving van Ster Woningen luidt: ‘’Het aannemen en onderaannemen en uitvoeren van werken op het gebied van burgerlijke en utiliteitsbouw, alsmede van grondwerken, koop en verkoop van onroerende zaken, etc.’’.
3.2 De Kantonrechter heeft in zijn tussenbeschikking geoordeeld, kort samengevat, dat het kenmerkende deel van beide handelsnamen bestaat uit het woord ster, dat de aard van de ondernemingen niet zozeer verschilt dat geen verwarringsgevaar is te duchten, dat ook de consumenten voor wie de door partijen te vervaardigen objecten bestemd zijn of voor wie de diensten worden verricht als publiek in de zin van art. 5 Handelsnaamwet moeten worden gezien, en dat voor een normaal oplettend en onderscheidend publiek verwarring tussen partijen is te duchten door de handelsnamen die zij gebruiken. Bij zijn eindbeschikking heeft de Kantonrechter Stermij veroordeeld om haar handelsnaam te wijzigen in ‘’Werkmij BV’’.
3.3 De Rechtbank heeft anders geoordeeld. Zij heeft in rov. 3.4 vooropgesteld dat het geschil allereerst is gericht op de vraag of de handelsnamen ‘’Stermij B.V.’’ en ‘’Ster Woningen B.V.’’ in zo geringe mate van elkaar afwijken, dat bij het publiek verwarring tussen de beide ondernemingen te duchten is, en vervolgens geoordeeld:
- Het in de beide handelsnamen voorkomende woord ‘’Ster’’ heeft een zwak onderscheidend vermogen, zodat in de handelsnamen voor het overige een nogal grote gelijkenis nodig is, wil er verwarringsgevaar als bedoeld in art. 5 Handelsnaamwet te duchten zijn.
- Dit laatste is niet het geval, nu de beide handelsnamen zowel visueel als auditief aanmerkelijk van elkaar verschillen.
- Het feit dat beide ondernemingen in de bouwsector bedrijvig zijn, doet hieraan niet af. De ligging van beide bedrijven, met afzonderlijke vestigingsplaatsen, is zodanig dat gevaar voor verwarring als gevolg hiervan evenmin te vrezen is.
Tegen deze oordelen richt zich het middel.
3.4 Het middel is tevergeefs voorgesteld. De Rechtbank heeft de juiste maatstaf aangelegd door te onderzoeken of de handelsnamen in zo geringe mate van elkaar afwijken dat bij het publiek verwarring tussen de beide ondernemingen te duchten is. Dit onderzoek heeft haar geleid tot de slotsom dat zodanige verwarring in dit geval niet te vrezen is.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat het in beide handelsnamen voorkomende woord ‘’Ster’’ op zichzelf een zwak onderscheidend vermogen heeft. Hiervan uitgaande heeft zij vervolgens onderzocht of de beide handelsnamen, in hun geheel beschouwd, toch een zo grote gelijkenis vertonen dat het bedoelde gevaar te duchten is. Op grond van de visuele en auditieve verschillen tussen de beide namen heeft zij geoordeeld dat dit niet het geval is.
Dit oordeel en de overige hiervoor in 3.3 weergegeven oordelen geven niet blijk van een verkeerde rechtsopvatting en kunnen, daar zij berusten op waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet verder op juistheid worden getoetst. Zij zijn niet onbegrijpelijk noch onvoldoende gemotiveerd.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Ster Woningen in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Stermij begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president Roelvink als voorzitter en de raadsheren Korthals Altes, Heemskerk, Herrmann en De Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer Heemskerk op
6 december 1996.