ECLI:NL:HR:1996:AD2602
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Urlings
- C.H.M. Jansen
- Fleers
- Pos
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van het vonnis inzake onteigening en schadeloosstelling voor Metterwoon Vastgoed B.V.
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 september 1996 uitspraak gedaan over de onteigening van een perceel door de Gemeente 's-Gravenhage, dat eigendom was van Metterwoon Vastgoed B.V. De Gemeente had Metterwoon gedagvaard voor de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage met het verzoek om vervroegd onteigening uit te spreken ten behoeve van de ruimtelijke ontwikkeling en volkshuisvesting. De Rechtbank had op 15 november 1994 de onteigening uitgesproken en een voorschot op de schadeloosstelling vastgesteld op ƒ 40.500,--. Later, op 1 november 1995, werd de schadeloosstelling vastgesteld op ƒ 61.429,10, inclusief rente. De Gemeente ging in cassatie tegen dit vonnis, waarbij zij een cassatiemiddel aanvoerde.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat Metterwoon, naast de vergoeding voor de waarde van het onteigende, ook aanspraak maakte op een vergoeding voor de kosten van wederbelegging in onroerende zaken. De Advocaat-Generaal had geadviseerd om het bestreden vonnis te vernietigen en de schadeloosstelling vast te stellen op ƒ 55.429,10, verminderd met de kosten van wederbelegging. De Hoge Raad oordeelde dat Metterwoon het onteigende niet als duurzame belegging aanhield, maar als onderdeel van een wisselend woningbestand, en dat dit niet voldeed aan de voorwaarden voor een vergoeding van de kosten van wederbelegging.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het bestreden vonnis vernietigd en de schadeloosstelling vastgesteld op ƒ 55.429,10, vermeerderd met rente. De Gemeente werd veroordeeld tot betaling aan Metterwoon van dit bedrag, plus wettelijke rente. Metterwoon werd in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. Dit arrest is van belang voor de beoordeling van onteigeningszaken en de voorwaarden waaronder kosten van wederbelegging kunnen worden vergoed.