ECLI:NL:HR:1996:AA2052
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Zuurmond
- C.H.M. Jansen
- Fleers
- Pos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aanslag inkomstenbelasting en de ongelijke behandeling van gescheiden ouders
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 april 1995, betreffende de hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1990. De aanslag was vastgesteld op een belastbaar inkomen van ƒ 50.443,--. Na bezwaar tegen de aanslag, heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie heeft ingesteld.
In cassatie herhaalt belanghebbende zijn betoog dat de regeling in artikel 46, lid 1, aanhef en letter a, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, die bepaalt dat geen buitengewone-lastenaftrek kan worden verkregen voor uitgaven tot voorziening in het levensonderhoud van kinderen met recht op studiefinanciering, niet alle ouders gelijk behandelt. Hij stelt dat deze regeling met name niet rekening houdt met de positie van niet-verzorgende gescheiden ouders die alimentatieplichtig zijn. Belanghebbende betoogt dat deze regeling in strijd is met artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) en leidt tot ongelijke behandeling.
De Hoge Raad oordeelt dat het niet uitgesloten is dat een niet-verzorgende gescheiden ouder in een dergelijke situatie vermindering van zijn alimentatieverplichting kan verkrijgen, als gevolg van de vermindering in draagkracht door het verlies van de buitengewone-lastenaftrek. De Hoge Raad concludeert dat er geen rechtens relevant verschil is tussen niet-verzorgende gescheiden ouders en andere ouders van meerderjarig geworden kinderen met betrekking tot de onderhoudsplicht en de mogelijkheid om rekening te houden met het recht op studiefinanciering.
De Hoge Raad verwerpt het beroep van belanghebbende, en oordeelt dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is op 2 oktober 1996 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, C.H.M. Jansen, Fleers en Pos, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Barendse, en op die datum in het openbaar uitgesproken.