ECLI:NL:HR:1996:AA2041
Hoge Raad
- Cassatie
- A. van der Linde
- J. Bellaart
- C. Meij
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en toepassing kleine ondernemersregeling
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 24 mei 1995 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting heeft bevestigd. De naheffingsaanslag betreft het tijdvak van 1 januari 1992 tot en met 30 juni 1992 en bedraagt ƒ 618,--. Na het indienen van bezwaar door belanghebbende, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd, wat leidde tot het cassatieberoep.
In het cassatieberoep heeft belanghebbende een klacht ingediend, waarin wordt gesteld dat het Hof ten onrechte de regeling voor kleine ondernemers, zoals neergelegd in artikel 25, lid 1 van de Wet op de omzetbelasting 1968, niet heeft toegepast. De Hoge Raad oordeelt dat deze klacht tevergeefs is aangevoerd. Uit de uitspraak van het Hof en de processtukken blijkt niet dat belanghebbende zich voor het Hof heeft beroepen op de toepassing van de kleine ondernemersregeling, noch dat er voldoende feiten en omstandigheden zijn aangevoerd die aanleiding zouden geven voor een dergelijke toepassing. De Hoge Raad stelt vast dat het Hof niet verplicht was om ambtshalve onderzoek te doen naar de toepasselijkheid van deze regeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van belanghebbende, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is op 9 oktober 1996 vastgesteld door de raadsheer Van der Linde als voorzitter, en de raadsheren Bellaart en Meij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en is op die datum in het openbaar uitgesproken.