ECLI:NL:HR:1996:AA2041

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 oktober 1996
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
31666
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. van der Linde
  • J. Bellaart
  • C. Meij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en toepassing kleine ondernemersregeling

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 24 mei 1995 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting heeft bevestigd. De naheffingsaanslag betreft het tijdvak van 1 januari 1992 tot en met 30 juni 1992 en bedraagt ƒ 618,--. Na het indienen van bezwaar door belanghebbende, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd, wat leidde tot het cassatieberoep.

In het cassatieberoep heeft belanghebbende een klacht ingediend, waarin wordt gesteld dat het Hof ten onrechte de regeling voor kleine ondernemers, zoals neergelegd in artikel 25, lid 1 van de Wet op de omzetbelasting 1968, niet heeft toegepast. De Hoge Raad oordeelt dat deze klacht tevergeefs is aangevoerd. Uit de uitspraak van het Hof en de processtukken blijkt niet dat belanghebbende zich voor het Hof heeft beroepen op de toepassing van de kleine ondernemersregeling, noch dat er voldoende feiten en omstandigheden zijn aangevoerd die aanleiding zouden geven voor een dergelijke toepassing. De Hoge Raad stelt vast dat het Hof niet verplicht was om ambtshalve onderzoek te doen naar de toepasselijkheid van deze regeling.

Daarnaast heeft de Hoge Raad overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van belanghebbende, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is op 9 oktober 1996 vastgesteld door de raadsheer Van der Linde als voorzitter, en de raadsheren Bellaart en Meij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en is op die datum in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 24 mei 1995 betreffende na te melden naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1992 tot en met 30 juni 1992 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van ƒ 618,--, zonder verhoging, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een klacht aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van de klacht De klacht strekt ten betoge dat het Hof ten onrechte niet de regeling voor kleine ondernemers, neergelegd in artikel 25, lid 1, van de Wet op de omzetbelasting 1968, heeft toegepast. De klacht wordt tevergeefs aangevoerd, nu uit 's Hofs uitspraak en de stukken van het geding niet blijkt dat belanghebbende zich voor het Hof heeft beroepen op toepassing van evenbedoelde regeling, dan wel voldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd, welke grond opleveren voor een zodanige toepassing. Het Hof was niet verplicht ambtshalve een onderzoek in te stellen naar de toepasselijkheid van de kleine ondernemersregeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 9 oktober 1996 vastgesteld door de raadsheer Van der Linde als voorzitter, en de raadsheren Bellaart en Meij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.