ECLI:NL:HR:1996:AA2021
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Fleers
- M. Pos
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem inzake aanslag inkomstenbelasting 1990
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die betrekking heeft op een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1990. De belanghebbende, werkzaam als leraar klassieke talen, had een belastbaar inkomen van ƒ 84.939,--, waartegen hij bezwaar had gemaakt. De Inspecteur handhaafde de aanslag, maar het Hof verminderde deze tot ƒ 83.768,--. De Staatssecretaris ging in cassatie, waarbij een middel van cassatie werd voorgesteld. De belanghebbende diende een vertoogschrift in.
De Hoge Raad beoordeelt de zaak en stelt vast dat de belanghebbende in 1990 een aanstelling had voor 20 lesuren met een jaarsalaris van ƒ 65.154,-- en daarnaast een invaliditeitspensioen van ƒ 28.469,-- ontving. Hij gebruikte een kantoorruimte in zijn woning voor zijn werkzaamheden. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat bepaalde ruimten, zoals een docentenkamer en klaslokalen, niet als kantoorruimte kunnen worden aangemerkt volgens de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Dit oordeel is in strijd met eerdere uitspraken van de Hoge Raad.
Verder is het onduidelijk of het Hof de juiste maatstaf heeft aangelegd bij de beoordeling van de werkruimte en de inkomsten die daaruit voortvloeiden. De Hoge Raad concludeert dat het middel gegrond is en dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. De zaak wordt verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.
De Hoge Raad beslist dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten en dat het griffierecht en de proceskosten behouden blijven. De uitspraak is op 3 april 1996 gedaan door de vice-president Stoffer, samen met de raadsheren Fleers en Pos, en is openbaar uitgesproken.