ECLI:NL:HR:1996:AA1995

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 augustus 1996
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
31326
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Zuurmond
  • C.H.M. Jansen
  • Fleers
  • Pos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en bijtelling privégebruik auto

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 19 mei 1995, betreffende de navorderingsaanslag inkomstenbelasting voor het jaar 1988. Aan de belanghebbende was aanvankelijk een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van ƒ 46.245. Later werd een navorderingsaanslag opgelegd, waarbij het belastbaar inkomen werd verhoogd naar ƒ 61.025, met een verhoging van 100 procent van de nagevorderde belasting. Deze verhoging werd door de Inspecteur gedeeltelijk kwijtgescholden tot 50 procent. De belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de navorderingsaanslag handhaafde en het besluit tot gedeeltelijke kwijtschelding bevestigde.

De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. In het cassatieberoep werd onder andere aangevoerd dat de bijtelling voor het privégebruik van een auto, die door de werkgever ter beschikking was gesteld aan een echtpaar, niet correct was beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat, wanneer een werkgever een auto ter beschikking stelt voor gezamenlijk gebruik door echtgenoten, het privégebruik gezamenlijk moet worden beoordeeld en dat de bijtelling voor elke echtgenoot voor de helft moet worden toegerekend. Dit oordeel van het Hof wordt door de Hoge Raad als juist beschouwd.

De Hoge Raad verwerpt het beroep en oordeelt dat de klachten van de belanghebbende niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is op 9 augustus 1996 gedaan door de vice-president Stoffer, samen met de raadsheren Zuurmond, Jansen, Fleers en Pos, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 19 mei 1995 betreffende de hem voor het jaar 1988 opgelegde aanslag tot navordering van inkomstenbelasting.
1. Aanslag, navorderingsaanslag en geding voor het Hof Aan belanghebbende is aanvankelijk voor het jaar 1988 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 46.245,--. Vervolgens is hem over dat jaar een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 61.025,--, met een verhoging van 100 percent van de nagevorderde belasting, welke verhoging bij besluit van de Inspecteur tot op 50 percent is kwijtgescholden. Belanghebbende is van de navorderingsaanslag en het besluit tot gedeeltelijke kwijtschelding in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft de navorderingsaanslag gehandhaafd en het besluit tot gedeeltelijke kwijtschelding bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten 3.1 Indien - zoals hier - een werkgever in verband met het verrichten van arbeid door een echtpaar aan de echtgenoten een voor gezamenlijk gebruik bestemde personenauto ter beschikking heeft gesteld, brengt een redelijke en tevens praktische toepassing van artikel 42, lid 3, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 mee dat het privé-gebruik voor de echtgenoten gezamenlijk wordt beoordeeld en dat een eventuele bijtelling aan elke echtgenoot voor de helft wordt toegerekend. 's Hofs hierop betrekking hebbende oordeel is juist. De tegen dit oordeel gerichte klacht faalt derhalve. 3.2. De klachten falen ook voor het overige. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. 5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 9 augustus 1996 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, C.H.M. Jansen, Fleers en Pos, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud, en op die datum in het openbaar uitgesproken.