ECLI:NL:HR:1996:AA1991
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Urlings
- W. Zuurmond
- C.H.M. Jansen
- F. Fleers
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aanslag in het recht van schenking en de gevolgen van een akte van verdeling
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 april 1995, die betrekking heeft op een aanslag in het recht van schenking. De aanslag was opgelegd naar aanleiding van een schenking door A aan belanghebbende, waarbij de Inspecteur de aanslag handhaafde na bezwaar. Het Hof bevestigde deze uitspraak, waarop belanghebbende in cassatie ging.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 20 maart 1992 overleed B, de erflater, met achterlating van zijn echtgenote A en hun dochter, belanghebbende. Belanghebbende verkreeg als enig erfgename de gehele nalatenschap. Bij akte van verdeling op 25 januari 1994 werden activa en passiva van de huwelijksgemeenschap overgedragen aan belanghebbende, met een schuldigerkenning aan A. Het Hof oordeelde dat er geen directe opeisbaarheid of aflosbaarheid was overeengekomen, wat leidde tot de bevestiging van de aanslag door het Hof.
In cassatie werd echter geoordeeld dat het Hof ten onrechte had geconcludeerd dat de overeenkomst tussen A en belanghebbende geen directe opeisbaarheid of aflosbaarheid inhield. De Hoge Raad oordeelde dat de feiten en omstandigheden niet de conclusie rechtvaardigden dat het beding in de akte van verdeling geen reële betekenis had. De uitspraak van het Hof, evenals de uitspraak van de Inspecteur en de aanslag, werden vernietigd.
De Hoge Raad besliste ook over de proceskosten, waarbij de Staatssecretaris van Financiën werd veroordeeld tot vergoeding van de kosten van het geding in cassatie en voor het Hof. Dit arrest werd op 8 juli 1996 uitgesproken door de vice-president Stoffer en de raadsheren Urlings, Zuurmond, Jansen en Fleers, in aanwezigheid van de waarnemend griffier Loen.