ECLI:NL:HR:1996:AA1980

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 1996
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
30967
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • Bellaart
  • De Moor
  • Van der Putt
  • Van Brunschot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 1988

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de naamloze vennootschap X N.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die betrekking heeft op de aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1988. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 299.550,--, waarbij rekening was gehouden met investeringsbijdragen en desinvesteringsbetalingen. Na bezwaar tegen de aanslag, heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof heeft de aanslag verminderd tot een belastbaar bedrag van ƒ 288.552,--, maar heeft de overige elementen van de aanslag gehandhaafd. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.

Belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft zich in het vertoogschrift gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad over de ontvankelijkheid van het cassatieberoep, maar heeft het beroep verder bestreden. De Plaatsvervangend Procureur-Generaal Van Soest heeft geconcludeerd tot ontvankelijkheid van het beroep in cassatie.

De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is vastgesteld op 8 juli 1996 door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Bellaart, De Moor, Van der Putt en Van Brunschot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en is op die datum in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de naamloze vennootschap X N.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 8 november 1994 betreffende de haar voor het jaar 1988 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1988 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 299.550,--, onder vermindering van de belasting met investeringsbijdragen ten bedrage van ƒ 50.207,-- en onder vermeerdering van de belasting met desinvesteringsbetalingen ten bedrage van ƒ 2.407,---. Deze aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft vernietigd en de aanslag heeft verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van ƒ 288.552,--, met behoud van de overige elementen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft zich bij vertoogschrift voor wat betreft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad en heeft voor het overige het cassatieberoep bestreden. De Plaatsvervangend Procureur-Generaal Van Soest heeft op 8 november 1995 geconcludeerd tot ontvankelijkheid van het beroep in cassatie.
3. Beoordeling van het middel Het middel kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 8 juli 1996 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Bellaart, De Moor, Van der Putt en Van Brunschot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.