ECLI:NL:HR:1996:AA1974
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Van der Linde
- Bellaart
- Van der Putt-Lauwers
- Van Brunschot
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de vennootschapsbelastingaanslag voor het jaar 1986
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die betrekking heeft op de aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1986. De aanslag, opgelegd op een belastbaar bedrag van ƒ 741.850,--, werd door de Inspecteur gehandhaafd na bezwaar van de belanghebbende. De belanghebbende ging in beroep bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, maar de uitspraak van dit hof werd door de Hoge Raad vernietigd en de zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.
Het Gerechtshof te Arnhem bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop de belanghebbende cassatie instelde. In de beoordeling van de middelen van cassatie oordeelde de Hoge Raad dat, indien er op de balansdatum (31 december 1986) een rechtsverhouding bestond tussen de belanghebbende en de Combinatie B, en er redelijkerwijs te verwachten was dat de inschrijving van de belanghebbende gehonoreerd zou worden, de belanghebbende niet in strijd met goed koopmansgebruik handelt door een voorziening te treffen voor een mogelijk verlies.
Het Hof oordeelde echter dat de belanghebbende niet aannemelijk maakte dat op de balansdatum redelijkerwijs te verwachten was dat zij haar inschrijving zou gestand doen. Dit oordeel werd door de Hoge Raad als feitelijk en niet onbegrijpelijk beschouwd, waardoor het niet met vrucht kon worden bestreden in cassatie. De Hoge Raad verwerpt uiteindelijk het beroep en acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.