ECLI:NL:HR:1996:AA1958

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 1996
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
31069
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • Van der Linde
  • Bellaart
  • De Moor
  • Van der Putt-Lauwers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de uitnodiging tot betaling van omzetbelasting en bijzondere verbruiksbelasting van personenauto's

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 16 februari 1995. De zaak betreft een uitnodiging tot betaling van omzetbelasting en bijzondere verbruiksbelasting van personenauto's, die door de Inspecteur op 13 oktober 1993 aan belanghebbende is verzonden. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze uitnodiging, maar dit bezwaar werd door de Inspecteur afgewezen. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd.

In cassatie heeft belanghebbende de uitspraak van het Hof bestreden. De Staatssecretaris van Financiën heeft in een vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende op 4 maart 1992 een personenauto als verhuisgoed met een voorwaardelijke vrijstelling ten invoer heeft aangegeven. Deze auto is op 7 of 8 mei 1992 gestolen. In juli 1992 heeft belanghebbende de auto aan haar verzekeraar overgedragen en een schadevergoeding ontvangen. De verzekeraar heeft de auto later aan een derde verkocht.

Het Hof heeft geoordeeld dat de eigendomsoverdracht aan de verzekeraar moet worden aangemerkt als een overdracht onder bezwarende titel, zoals bedoeld in de EEG-verordening 918/83. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de beslissing van het Hof juist is, ongeacht de gronden waarop deze is gebaseerd. De middelen van cassatie kunnen derhalve niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie verworpen. Dit arrest is op 8 juli 1996 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen en andere raadsheren, en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 16 februari 1995 betreffende na te melden aan belanghebbende gedane uitnodiging tot betaling van omzetbelasting en bijzondere verbruiksbelasting van personenauto's.
1. Uitnodiging, bezwaar en geding voor het Hof Belanghebbende is door het Hoofd van de Belastingdienst/Douane district P (hierna: de Inspecteur) op 13 oktober 1993 schriftelijk uitgenodigd tot betaling van bedragen van ƒ 25.717,60 aan omzetbelasting en ƒ 38.914,-- aan bijzondere verbruiksbelasting van personenauto's. Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is bij uitspraak van de Inspecteur afgewezen. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van de middelen van cassatie 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan: Op 4 maart 1992 heeft belanghebbende een personenauto als verhuisgoed met een voorwaardelijke vrijstelling ten invoer aangegeven. De auto is belanghebbende op 7 of 8 mei 1992 ontstolen. In juli 1992 heeft belanghebbende de auto aan haar verzekeraar in eigendom overgedragen en een uitkering van ƒ 170.000,-- ontvangen, zijnde de waarde van de auto inclusief belasting. De verzekeraar heeft de auto, nadat deze in goede staat was opgespoord, vóór of op 19 oktober 1992 aan een derde verkocht.
3.2. Het Hof heeft de eigendomsoverdracht van de auto aan de verzekeraar aangemerkt als een overdracht onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 7, lid 1, van de EEG-verordening 918/83 van 28 maart 1983, en geoordeeld dat daaraan niet afdoen belanghebbendes stellingen dat de diefstal niet als zodanige overdracht is te beschouwen en dat de overdracht aan de verzekeraar na de diefstal niet uit vrije wil is geschied.
3.3. De hiervóór in 3.1 vermelde feiten brengen in ieder geval mee dat de auto binnen de periode van
één jaar te rekenen van het moment van aangifte als verhuisgoed is overgedragen in de zin van genoemd artikel 7. 's Hofs beslissing is derhalve juist, wat er zij van de daartoe gebezigde gronden, zodat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 8 juli 1996 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter en de raadsheren Van der Linde, Bellaart, De Moor en Van der Putt-Lauwers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.