ECLI:NL:HR:1996:AA1956
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Urlings
- C.H.M. Jansen
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1992
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 10 februari 1995. De zaak betreft de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1992, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen van ƒ 81.099,-- was opgelegd, met een belastingvrije som van ƒ 5.225,--. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, wat leidde tot het cassatieberoep van belanghebbende.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat belanghebbende ongehuwd is en voogd van zijn studerende dochter A, die in R woont. Belanghebbende woont op het adres a-straat 1 te Z en is de enige bewoner van dit pand. Zijn dochter heeft een eigen woonruimte in R en is ook daar ingeschreven in het bevolkingsregister. De Hoge Raad concludeert dat belanghebbende en zijn dochter in het onderhavige jaar ieder voor zich een huishouding voerden, wat betekent dat belanghebbende geen recht heeft op de alleenstaande-ouderaftrek volgens artikel 55, lid 5, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van belanghebbende falen, omdat de feiten en omstandigheden geen andere conclusie toelaten. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de uitspraak van het Hof. Dit arrest is op 17 januari 1996 vastgesteld door de vice-president A. Stoffer als voorzitter, en de raadsheren J. Urlings en C.H.M. Jansen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud en op die datum in het openbaar uitgesproken.