ECLI:NL:HR:1996:AA1944
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Urlings
- H. Herrmann
- C.H.M. Jansen
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting en ontvankelijkheid van de appellant
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die betrekking heeft op een navorderingsaanslag inkomstenbelasting opgelegd aan A voor het jaar 1986. Aan A was aanvankelijk een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van ƒ 37.521, maar later werd een navorderingsaanslag opgelegd met een belastbaar inkomen van ƒ 63.653, inclusief een verhoging van 100 procent van de nagevorderde belasting. Deze verhoging werd echter gedeeltelijk kwijtgescholden door de Inspecteur.
A ging in beroep tegen de navorderingsaanslag en het besluit tot gedeeltelijke kwijtschelding bij het Hof, dat de navorderingsaanslag en het besluit handhaafde. X B.V. heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend en zich beroepen op de niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep, omdat het beroep tegen de navorderingsaanslag betrekking heeft op A en niet op X B.V. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat X B.V. per abuis als appellant is vermeld en zal A aanmerken als degene die het cassatieberoep heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft de klachten van A beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie behoeft dit geen nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is op 31 januari 1996 vastgesteld door de raadsheer Urlings als voorzitter, en de raadsheren Herrmann en C.H.M. Jansen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Loen, en op die datum in het openbaar uitgesproken.