ECLI:NL:HR:1996:AA1921
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Urlings
- A. Zuurmond
- H. Herrmann
- C.H.M. Jansen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aftrekbaarheid van kosten van onderhoud bij verhuur van wooneenheden
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die betrekking heeft op de aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1988. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de oorspronkelijke aanslag, die was vastgesteld op een belastbaar inkomen van ƒ 544.614,--. Na het bezwaar had de Inspecteur de aanslag verminderd, maar belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde.
Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. In het cassatieproces heeft de Staatssecretaris van Financiën een vertoogschrift ingediend, en belanghebbende werd vertegenwoordigd door mr. P.A. Mackaaij, advocaat te Amsterdam. De Hoge Raad beoordeelde de middelen die door belanghebbende waren ingediend.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had vastgesteld dat de werkzaamheden aan het pand, die gericht waren op het gereedmaken voor verhuur van afzonderlijke wooneenheden, niet waren bedoeld om het pand in zijn oorspronkelijke staat te herstellen. Dit oordeel was feitelijk van aard en niet onbegrijpelijk, waardoor het in cassatie niet kon worden bestreden. De Hoge Raad concludeerde dat de door belanghebbende gemaakte kosten niet konden worden aangemerkt als aftrekbare kosten van onderhoud.
De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verwierp het beroep. Dit arrest is op 17 januari 1996 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Urlings, Zuurmond, Herrmann en C.H.M. Jansen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud, en op die datum in het openbaar uitgesproken.