ECLI:NL:HR:1996:AA1915
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Urlings
- A. Zuurmond
- C.H.M. Jansen
- F. Fleers
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake inkomstenbelasting en aftrekbaarheid lijfrentetermijnen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 oktober 1994, betreffende de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1980. De aanslag was na bezwaar door de Inspecteur verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 110.562,--. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat de Inspecteur bij de aanslagregeling over de jaren 1978 en 1979 de door belanghebbende betaalde lijfrentetermijnen als persoonlijke verplichting in aftrek heeft toegelaten, wat bij belanghebbende het vertrouwen heeft gewekt dat deze termijnen ook voor latere jaren als zodanig zouden worden aangemerkt. Echter, het blijkt dat er een overeenkomst was met een derde die de aftrekbaarheid van meer dan de helft van de lijfrentetermijnen als persoonlijke verplichting in de weg staat. Deze omstandigheid kwam pas na de aanslagregeling aan het licht.
Belanghebbende betoogt in cassatie dat het vertrouwensbeginsel meebrengt dat de Inspecteur zijn standpunt niet kan wijzigen zonder voorafgaande waarschuwing. De Hoge Raad verwerpt dit betoog, omdat het niet kan worden aanvaard dat het vertrouwen dat bij belanghebbende was gewekt, ook in latere jaren zou blijven gelden, vooral niet na het bekend worden van nieuwe feiten die de eerdere standpunten ondermijnen.
De Hoge Raad concludeert dat de Inspecteur zijn gedragslijn voor latere jaren zonder voorafgaande waarschuwing mocht wijzigen en verwerpt het beroep van belanghebbende. De proceskosten worden niet toegewezen, aangezien de Hoge Raad geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten.