gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 10 mei 1994 betreffende de aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z voor het jaar 1987 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1987 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar bedrag van ƒ 11.911.940,--. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft vernietigd en de aanslag heeft verminderd tot een aanslag naar een belastbaar bedrag van ƒ 11.207.114,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. De Plaatsvervangend Procureur-Generaal Van Soest heeft op 17 maart 1995 geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel van cassatie 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan: De grootmoedervennootschap van belanghebbende kent optierechten op certificaten van aandelen in die vennootschap toe aan de werknemers van belanghebbende, waarvoor die werknemers bij toekenning 7,5% van de uitoefenprijs betalen en waarvoor zij van belanghebbende, al dan niet belastingvrij, een vergoeding ontvangen. Belanghebbende verrekent de vergoeding en de betaalde prijs met de werknemers; zij draagt het bedrag van de betaalde prijs af aan de grootmoedervennootschap. Door de Inspecteur is het op de vergoeding ingehouden bedrag aan loonbelasting tot de ondernemingskosten gerekend, terwijl belanghebbende het gehele bedrag van de vergoeding ten laste van de winst wenst te brengen.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat aan werknemers toegekende gratificaties loon vormen dat als zodanig ten laste van de winst mag worden gebracht, ook indien die gratificaties worden toegekend in samenhang met en met het oog op de betaling van aan die werknemers toegekende optierechten, en dat zulks niet anders wordt indien de toegekende optierechten certificaten van aandelen betreffen en evenmin indien de optierechten binnen het concern tegenover de grootmoedervennootschap moeten worden uitgeoefend.
3.3. Het middel strekt ten betoge dat het in wezen uitsluitend gaat om de verstrekking van een optierecht, hetgeen noch de winst van de grootmoedervennootschap, noch de winst van belanghebbende raakt.
3.4. Het middel treft geen doel, omdat de waarde van aan werknemers toegekende vergoedingen in welke vorm dan ook als ondernemingskosten dienen te worden aangemerkt. Door te oordelen dat aan werknemers toegekende gratificaties loon vormen, dat als zodanig ten laste van de winst mag worden gebracht, heeft het Hof op goede gronden een juiste beslissing gegeven.
3.5. Het middel kan derhalve niet tot cassatie leiden.
4. Proceskosten De Hoge Raad zal met het oog op een eventuele veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken belanghebbende in de gelegenheid stellen zich uit te laten als hierna bepaald.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep, en stelt belanghebbende in de gelegenheid binnen 6 weken na heden zich uit te laten omtrent een eventuele veroordeling van de wederpartij in de kosten van het geding in cassatie.
Dit arrest is op 19 juni 1996 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter en de raadsheren Van der Linde, Bellaart, Van der Putt- Lauwers en Van Brunschot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt ter zake van dit beroep in cassatie een recht geheven van ƒ 300,--.Nr. 30.355 Mr Van Soest
Derde Kamer A Conclusie inzake:
Vennootschapsbelasting 1987 de staatssecretaris van Financiën
Parket, maart 1995 tegen:
X B.V.