ECLI:NL:HR:1996:AA1883
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Zuurmond
- C.H.M. Jansen
- Fleers
- Pos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslagen in het recht van successie en vrijstelling van pensioenrechten
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de erven X te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die betrekking heeft op hen opgelegde aanslagen in het recht van successie. De aanslagen zijn opgelegd naar aanleiding van verkrijgingen uit de nalatenschap van AX, die op 17 augustus 1990 is overleden. De belanghebbenden kregen verenigde aanslagen opgelegd, met bedragen van respectievelijk ƒ 1.725.383,- voor X-Y en ƒ 1.845.299,- voor BX, CX en DX. Na bezwaar tegen deze aanslagen, heeft de Inspecteur de aanslagen gehandhaafd, waarna de belanghebbenden in beroep gingen bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd, wat leidde tot het cassatieberoep.
In cassatie is vastgesteld dat de echtgenote van de erflater een weduwenpensioen heeft verkregen en dat elk van de drie kinderen een wezenpensioen heeft ontvangen. Deze pensioenrechten zijn vrijgesteld op basis van artikel 32, eerste lid onder 5°, van de Successiewet 1956. Het Hof oordeelde dat deze pensioenen niet konden leiden tot vermindering van de verkrijgingen van de echtgenote en de kinderen, zoals bedoeld in artikel 20, lid 5, aanhef en letter b in verbinding met artikel 20, lid 6, van de Wet. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel en stelt dat de middelen van de belanghebbenden niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad oordeelt verder dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep in cassatie, en dit arrest is op 26 juni 1996 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, C.H.M. Jansen, Fleers en Pos, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Boorsma, en op die datum in het openbaar uitgesproken.