ECLI:NL:HR:1996:AA1837
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- A. van der Linde
- M. Bellaart
- J. de Moor
- P. van Brunschot
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam inzake teruggaaf van omzetbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 maart 1993. De zaak betreft een verzoek tot teruggaaf van bij invoer geheven omzetbelasting door belanghebbende, die op 25 maart 1991 door de Inspecteur van de Belastingdienst een teruggaaf van ƒ 15.993,30 was geweigerd. Belanghebbende had eerder aangifte gedaan voor de invoer van goederen uit Costa Rica, die authentieke archeologische voorwerpen betroffen. De invoerrechten voor deze goederen waren vastgesteld op 0%, maar de omzetbelasting was door belanghebbende voldaan. Na afwijzing van het bezwaar door de Inspecteur, heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd.
In cassatie heeft de Hoge Raad vastgesteld dat het Hof ten onrechte artikel 22, lid 4, van de Wet op de omzetbelasting 1968 niet van toepassing heeft geacht. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet heeft beoordeeld of de ingevoerde voorwerpen onder het verlaagde tarief vielen, zoals bepaald in artikel 34 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968. Hierdoor kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Van der Linde, Bellaart, De Moor en Van Brunschot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Lubbers, in raadkamer op 7 februari 1996.