ECLI:NL:HR:1996:AA1793

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 juli 1996
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
29825
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Urlings
  • A. Zuurmond
  • C. Fleers
  • M. Pos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake aanslag inkomstenbelasting 1982

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X, woonachtig te Z, Spanje, tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 juni 1993. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1982, waarbij aan belanghebbende een belastbaar inkomen van ƒ 1.000.000,-- was opgelegd. De Inspecteur handhaafde deze aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende niet ontvankelijk, wat leidde tot het cassatieberoep.

In het cassatiegeding heeft belanghebbende enkele middelen van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een vertoogschrift ingediend. Belanghebbende werd in deze procedure bijgestaan door mr. P.J. Trijzelaar, advocaat bij de Hoge Raad der Nederlanden. De Hoge Raad beoordeelt de middelen van belanghebbende en komt tot de conclusie dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat belanghebbende geen bezwaarschrift tegen de aanslag had ingediend. Dit oordeel is gebaseerd op de waardering van bewijsmiddelen door het Hof en kan in cassatie niet met vrucht worden bestreden.

Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat de beslissing van de Inspecteur van 1 november 1991 niet kan worden aangemerkt als een voor beroep vatbare uitspraak. Het Hof heeft het beroep van belanghebbende terecht niet ontvankelijk verklaard. Ook het bewijsaanbod van belanghebbende is door het Hof als niet ter zake dienende aangemerkt, wat de Hoge Raad bevestigt.

De Hoge Raad concludeert dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van belanghebbende, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (Spanje) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 juni 1993 betreffende de hem voor het jaar 1982 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting.
1. Aanslag en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1982 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 1.000.000,--, welke aanslag bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft het beroep van belanghebbende niet ontvankelijk verklaard.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij enige middelen van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend. Belanghebbende heeft zijn zaak doen toelichten door mr P.J. Trijzelaar, advocaat bij de Hoge Raad der Nederlanden.
3. Beoordeling van de middelen 3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende tegen de onderhavige aanslag geen bezwaarschrift heeft ingediend. Dit oordeel kan als berustende op de aan het Hof voorbehouden waardering van de bewijsmiddelen en geen nadere motivering behoevende in cassatie niet met vrucht worden bestreden. Het is ook niet onbegrijpelijk. In zoverre faalt middel I. 3.2. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat de door de Inspecteur genomen beslissing d.d. 1 november 1991 niet kan worden aangemerkt als een voor beroep vatbare uitspraak in de zin van artikel 26, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en het beroep niet ontvankelijk verklaard. Dit oordeel en deze beslissing zijn juist. Middel I faalt derhalve ook voor het overige. 3.3. Middel II faalt evenzeer. Het Hof heeft op de daarvoor in 5.4 van de uitspraak vermelde grond het door belanghebbende gedane bewijsaanbod dat door het Hof als niet ter zake dienende is aangemerkt, mogen passeren.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Urlings, Zuurmond, Fleers en Pos, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud, in raadkamer van 19 juli 1996.