ECLI:NL:HR:1996:AA1771
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Bellaart
- De Moor
- Van der Putt-Lauwers
- Van Brunschot
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en de rol van de P.T.T.
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 23 juni 1995, betreffende een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting. De naheffingsaanslag, opgelegd voor het motorrijtuig met kenteken AA-11-BB, betreft de periode van 1 januari 1993 tot en met 31 december 1993, met een totaalbedrag van f 2.602,-- aan enkelvoudige belasting en f 1.301,-- aan verhoging. Na bezwaar tegen de aanslag heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, wat leidde tot een beroepsprocedure bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde.
Belanghebbende heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft het cassatieberoep bestreden. De Hoge Raad beoordeelt de klachten van belanghebbende, waarbij het Hof heeft geoordeeld dat een ambtenaar van de P.T.T. geen uitlatingen kan doen die de belastingadministratie zou verplichten om de wet anders toe te passen. Dit oordeel wordt door de Hoge Raad als juist beschouwd.
Daarnaast wordt ingegaan op de stelling van belanghebbende dat hij op basis van informatie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer erop mocht vertrouwen dat de belasting naar het juiste tarief was voldaan. De Hoge Raad oordeelt dat deze dienst niet betrokken was bij de uitvoering van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966, waardoor deze klacht niet tot cassatie kan leiden.
De Hoge Raad concludeert dat de klachten van belanghebbende niet tot cassatie leiden en verwerpt het beroep. Tevens wordt er geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. Het arrest is vastgesteld op 20 november 1996 door de vice-president R.J.J. Jansen en de overige rechters, en het griffierecht van ƒ 225,-- wordt aan belanghebbende terugbetaald.