ECLI:NL:HR:1996:AA1758
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Urlings
- C.H.M. Jansen
- Fleers
- Pos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over proceskostenvergoeding in belastingzaken
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 10 november 1995. Het Hof had de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van ƒ 710,--, in verband met een ingetrokken beroepschrift betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting over het jaar 1985. Belanghebbende verzocht de Inspecteur om de kosten te vergoeden, maar het Hof oordeelde dat bij het bepalen van de wegingsfactor geen rekening kon worden gehouden met de stelling van belanghebbende dat het standpunt van de Inspecteur ook gevolgen had voor latere jaren. Het Hof paste een wegingsfactor van 1 toe, wat door belanghebbende werd bestreden in cassatie.
De Hoge Raad beoordeelt het middel en komt tot de conclusie dat het Hof het uitgangspunt heeft miskend dat in sommige gevallen het belang niet rechtstreeks aan de hand van het bedrag kan worden bepaald. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet voldoende heeft onderkend dat het belang van de zaak kan uitstijgen boven het bedrag dat in het voorliggende geval aan de orde is. Dit leidt tot de conclusie dat het middel gegrond is en de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. De Hoge Raad verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling en beslissing.
Daarnaast beslist de Hoge Raad over de proceskosten. Gelet op de inhoud van het procesdossier zijn er termen aanwezig om de Staatssecretaris van Financiën te veroordelen in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op ƒ 355,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens wordt het griffierecht van ƒ 300,-- vergoed aan belanghebbende. Dit arrest is op 20 november 1996 vastgesteld door de vice-president Stoffer en de raadsheren Urlings, Jansen, Fleers en Pos, en is in het openbaar uitgesproken.